15

Wanneer ze aan het eind van de middag het theater binnenkomt, heeft ze het gevoel alsof ze thuiskomt. Ze snuift de geur op die achter de schermen hangt. Deodorant, grime en etensluchtjes. Het is zo vertrouwd. Straks komt ook het zweet erbij. Ze hoort de inzingoefeningen galmen door de gang waaraan de kleedkamers liggen. Het vrolijkt haar op. Ze heeft het gemist.

Het komt goed, weet ze opeens zeker. Dat geeft rust. De hele dag heeft ze teksten doorgenomen die haar onvoorstelbaar nieuw voorkwamen. Pas in de auto is ze begonnen om haar stem op te warmen. Thuis lukte het niet.

‘Hé Femke, fijn dat je er weer bent.’ Enrico ziet haar als eerste. Hij begroet haar met een warme omhelzing. De anderen volgen. De een na de ander komt op haar af. Een aai, een omhelzing of een voorzichtige kus vanwege de al opgebrachte make-up. Alleen Beatrice blijft op afstand. De grote zak winegums wordt met gejuich ontvangen. Ze nam elke dag een nieuwe zak van het zoete spul mee. Goed voor de stembanden heeft ooit iemand tegen haar gezegd. Sindsdien is het een ritueel. Toen ze het één keertje vergat, plaagden ze haar dat het háár schuld was dat de voorstelling stroef verliep. Het stijve publiek werd gemakshalve vergeten. De zak snoep wordt direct geconfisqueerd en opengescheurd. Ze schiet in de lach. Als ze naar haar kleedkamer loopt, beseft ze dat ze voor het eerst even niet aan Björn heeft gedacht.

==

De voorstelling is redelijk goed verlopen. Femke weet dat ze tijdens de eerste acte een paar keer de mist is ingegaan met de tekst, maar Enrico heeft haar er met veel professionaliteit doorheen gesleept. De communicatie tussen Maarten en Beatrice is echter minder goed verlopen. Beatrice bleek van niets te weten. Vandaar de afstand.

Onderweg naar huis fluit ze zacht mee met de autoradio. Shaundra had gelijk, het is goed dat ze weer aan het werk is. En niet alleen vanwege het geld. Alles lijkt opeens weer zo normaal. Het is of er niets gebeurd is. Alsof Björn thuis gewoon op haar zit te wachten. Straks haar koude voeten in zijn grote handen neemt en ze warmt. Haar verhalen aanhoort met die geduldige glimlach die met zijn lippen speelt.

Maar als ze de straat in komt rijden, ziet ze dat haar woning in het donker ligt. Het duwt haar gelijk terug in haar werkelijkheid. Björn zorgde meestal dat het buitenlicht aan was. Dat gebeurt nooit meer. Onwillekeurig voelt ze haar buikspieren samentrekken om de pijn van binnen te controleren. Geen plek voor haar maag of andere organen. Alles zit van binnen in de knel. Geen wonder dat ze nauwelijks een hap door haar keel krijgt.

Als ze haar huis binnenstapt, is de stilte overweldigend. Niemand om haar te begroeten. Niemand die vraagt hoe de voorstelling ging. Ze is alleen. Nu ze de leegte in huis ervaart, dringt tot haar door wat het echt betekent.

Hierdoor duurt het even voordat Femke zich realiseert dat ook haar poezen niet reageren. Vreemd. Waar is dikke Joop?

‘Joop! Pia?’ Ze maakt een lokkend geluid met haar lippen. Het blijft echter stil.

Er klopt iets niet. Joop komt haar altijd begroeten. Tegenwoordig met de jonge Pia in zijn kielzog.

Ze checkt de woonkamer. Niets. Ze doorzoekt het hele huis, maar nergens een spoor van haar katten. Dan voelt ze een vreemde luchtstroom vanuit de keuken. Als ze de schakelaar omzet knippert de tl-verlichting in de schemerige ruimte. Het is direct duidelijk dat er wat mis is. Kattenbrokjes verspreid over de vloer. Het glas van de achterdeur kapot. Plukken zwart kattenhaar op het matje.

‘Joop!’ Nee, niet Joop en Pia, denkt ze. Ze duwt tegen de achterdeur. Tuimelt het balkon op en knalt tegen een plantenbak.

‘Pia!’ schreeuwt ze dan. ‘Joop, kom dan.’ Ze struikelt de balkontrap af, loopt kriskras door de tuin en laat zich uiteindelijk op haar knieën vallen. Vocht dringt door haar broek heen. Ze houdt van die dieren alsof het haar kinderen zijn. En nu zijn ze weg. Dood? Het gebroken glas, de plukken haar, alles wijst op een gewelddadige actie.

Dan vangen haar oren een geluid op. Er is iemand.

Zacht knarsen de scharnieren van de tuindeur als hij tergend langzaam opengaat. Een in elkaar gedoken gestalte wordt zichtbaar in het vage licht van de deuropening. Binnen een seconde staat ze op haar benen en trekt een sprintje naar de balkontrap. Haar pumps zakken weg in de vochtige grond. Ze glibbert opzij. Klapt tegen de roestige trap. De pijn dringt nauwelijks door. Ze klauwt met haar handen naar de leuning en trekt zichzelf omhoog.

‘Wacht!’ hoort ze achter zich.

Voor geen goud zal ze gehoorzamen. Ze moet weg, straks is zij aan de beurt. Ze neemt de trap met drie treden tegelijk.

‘Femke, stop.’

Hijgend staat ze op het balkon voor haar keukendeur. Er dringt herkenning door.

‘Wat is er aan de hand? Waarom sta je zo te schreeuwen?’ Het hoofd van Ron steekt nu boven de rand uit.

‘Ron,’ is het enige dat Femke uit kan brengen. ‘De poezen…’ Ze barst in tranen uit.

Hij staat in een oogwenk naast haar. Zijn smalle gestalte in een kreukelige ochtendjas, het schouderlange haar warrig van de slaap. ‘Ga even mee naar binnen.’ Hij legt zijn arm om haar schouders en leidt haar de keuken in. ‘Jeetje, wat is hier gebeurd?’

‘Joop en Pia zijn meegenomen. We moeten ze zoeken, voordat…’ Ze kan het niet zeggen.

‘Meegenomen?’ Hij kijkt de keuken rond en ziet alle aanwijzingen. ‘Goed, ik ga me thuis even omkleden.’ Hij duwt haar op een van de keukenstoelen. ‘Misschien moet jij ook wat anders aantrekken,’ vult hij aan met een blik op haar schoenen. ‘Daarna gaan we samen zoeken.’

Als hij weg is staat ze op en bestudeert het gebroken raampje. Langs een scherpe punt zitten wat haren. Ook ziet ze iets roods. ‘Bloed, shit. Die schoft!’ sist ze kwaad.

Binnen een paar minuten is Ron terug. Zijn gezicht staat strak, zijn ogen gericht op het bloed bij het raam. ‘Dat mensen tot zoiets in staat zijn. Kom, we gaan.’

Femke loopt achter hem aan. Het is intussen erg laat en de maan is slechts een streepje. Ze heeft een bakje met kattenbrokjes gevuld en rammelt ermee. Normaal hoeft ze nooit te roepen, die beesten komen altijd direct op haar af en draaien om haar benen, bedelend om haar kroelende vingers. Soms bij het irritante af. Nu zou ze willen dat ze een van die warme kattenlijven rond haar enkels zou voelen. Ze zou er zelfs wel gigantisch over willen struikelen. Alles, als ze maar ongedeerd zouden zijn.

Ze loopt langs de schutting in haar tuin, duwt natte takken opzij en tilt een paar planken in de hoek op.

‘De weg. Moeten we niet bij de weg gaan kijken?’ Het water van de sloot trekt, en de weg ligt er als een dodelijk niemandsland voor.

‘Stil eens,’ sist Ron, terwijl hij zijn ogen laat rondgaan. ‘Vreemd, ik dacht dat ik wat hoorde.’

‘Echt? Waar? Hier in deze hoek? Joop! Pia!’ Ze rammelt met nieuw enthousiasme met het bakje voer.

‘Wees eens stil, zo kan ik niets horen.’ Hij gebaart met zijn handen.

Met gespitste oren luistert ze. De wind suist door de struiken en in de verte blaft een hond. En ergens in die achtergrondgeluiden denkt Femke ook wat te horen.

‘Daar is het weer,’ fluistert Ron ‘Of is het een baby?’

Gedurende een aantal seconden staan ze naast elkaar in de donkere tuin, tot Ron de stilte doorbreekt. ‘Ik hoor het niet meer. Kom, we gaan bij de schuurtjes kijken.’

‘Zou iemand ze hebben opgesloten?’

Ron is echter al weg. Snel loopt ze achter hem aan, naar de schuurtjes die achter de huizen liggen. Om de paar meter staan ze stil en roepen de namen van de katten. Luisteren. Roepen. Geen enkel geluid. Zelfs die baby is stil.

‘We hebben het hele rijtje gehad,’ zucht Femke uiteindelijk.

‘We zijn alleen mijn fietsenbox nog vergeten, aan de zijkant van het huis.’ Ron draait zich al om.

‘Die heeft toch een open afdak. Daarin kunnen ze nooit opgesloten zitten,’ brengt ze ertegenin.

‘Laten we toch maar even kijken. Daarna gaan we bellen.’

‘Bellen? Naar wie?’

‘Politie.’

‘Midden in de nacht? Voor een paar verdwenen katten?’

‘Natuurlijk, dacht je dat de politie ’s nachts niet te bereiken was?’

Ze zegt niets, maar die politie wordt natuurlijk niet gebeld. Dat is duidelijk.

Op het moment dat ze haar tuindeur passeert kan ze het niet nalaten nog even een blik in de tuin te werpen. Ze duwt de deur verder open en voelt dan iets zachts.

‘Gatverdamme.’ Ze voelt de kleverige draden tussen haar vingers. Ze probeert de kauwgum af te vegen. Wie duwt er in vredesnaam kauwgum op een schutting?

Ron is al bijna om de hoek verdwenen en snel loopt ze achter hem aan.

‘Ssstt,’ sist hij zacht. ‘Hoor jij het ook?’

Boven het bonzen van haar hart uit hoort ze een klagerig geluid. Bij de fietsenbox wordt het steeds duidelijker.

‘Zal ik maar eerst gaan kijken?’ oppert Ron.

Gedecideerd schudt Femke haar hoofd en slikt dapper. ‘Ze kennen mij.’

‘Okee, ga maar. Ik kijk nog even om de hoek.’

Door de kieren van de fietsenbox lekt licht van de straatlantaarns. Er waait een geur naar haar toe. Scherp en onmiskenbaar. Kattenpis.

‘Pia, meisje,’ roept Femke zacht.

Een jammerende reactie. Het snijdt naar binnen.

Ze tuurt door de opening. In het binnenvallende licht zit Pia, helemaal in elkaar gedoken. Haar halsbandje zit vast aan een spijker in het hout. Ogen angstig opengesperd.

‘Wat hebben ze gedaan?’ Femke hurkt naast het angstige dier. Het bandje zit strak om haar nek gedraaid. Een gedempt keelgeluid wordt gevolgd door geblaas. De vacht is vochtig. Bloed. Hoe krijgt ze haar los?

‘Ron, kom eens helpen.’

Geen reactie.

Op dat moment begint de kat panisch te kronkelen. De spijker houdt haar stevig in de greep, maar het halsbandje draait steeds strakker om de kattennek. Ze moet iets doen, voordat het arme beest zichzelf ophangt. Als ze gaat staan stoot haar hoofd tegen iets zachts.

Dan stokt haar adem. In de schaduw van het afdak hangt Joop. Zijn dikke lichaam vastgespijkerd tegen de wand. Alle vier zijn poten wijd gespreid. Ze ziet het kopje van haar kat naar beneden bungelen, de ruwe tong uit zijn bekje. Ogen halfdicht. Dan ziet ze zijn buik. Opengesneden van zijn borst tot zijn staart, waardoor zijn ingewanden naar buiten puilen. Slierterige darmen hangen langs de normaal zo glanzend zwarte vacht. Uit zijn lichaam drupt bloed precies op de plek waar Pia nog steeds in doodsnood vastgepind is.

Haar schreeuw komt ergens diep van binnen en galmt door de box. Femke wil het dier pakken, tegen zich aandrukken en liefkozen, maar haar spieren weigeren.

Ze voelt een hand op haar schouder, een lichaam dat over haar heenbuigt en haar opzij duwt. Ze knielt weer naast Pia, terwijl ze de reactie van Ron feilloos registreert.

In de hoek van de box ziet Femke een klauwhamer. Ze duwt de haken achter de dikke spijker, terwijl Pia fel blaast. Boven haar is Ron bezig en het bloed druipt naar beneden. Pia blijft vechten. Uiteindelijk schiet ze los en spuit weg de nacht in.

‘Pia, blijf hier,’ roept Femke haar na. Ze hoort het geniepige gekraak van de planken waar Ron de dode kat uit bevrijdt, ruikt de muffe geur van bloed en hoort het verre geblaf. Daartussendoor klinkt opeens het geluid van een auto. Femke staat bliksemsnel op en rent naar de straat. In een flits beziet ze de situatie: de naderende lichten en de kat die met hoge rug volledig doorgedraaid over het asfalt rent. Femke loopt naar het midden van de straat en steekt haar armen omhoog. Zwaait en roept om de auto te laten afremmen. De koplampen naderen, en lijken haar vast te houden. Ze kan zich niet meer bewegen alsof ze zelf vastgepind is. Er bestaat niets anders meer dan die twee lichtgevende ogen die steeds dichterbij komen.

‘Femke!’ Een lichaam valt tegen haar aan. Ze klapt tegen het harde asfalt, schaaft haar elleboog en een felle pijn schiet door haar knie. Net als ze met haar hoofd op het vochtige gras belandt, rolt het lijf van Ron over haar heen. Hij grijpt haar beet en sleurt haar in zijn val mee. Dan liggen ze stil.

Op dat moment zoeft de auto langs. Losse steentjes springen over het asfalt naar hen toe. Dan knarsen de remmen tot de auto een eeuwigheid later stilvalt. Een portier slaat dicht.

Ze voelt de arm van Ron zwaar op haar buik. Zijn hijgende ademhaling in haar nek. Hij kreunt zacht en duwt zich wat omhoog. ‘Wil je dat nooit meer doen.’ Het klinkt laag en dreigend.

‘Is alles in orde?’ hoort ze een vrouwenstem boven zich. Een krans van grijs haar licht op in de stralen van een straatlantaarn. ‘O, wat erg. Ik zag u te laat. Bent u gewond?’

Femke slaat haar handen voor het gezicht. Modderresten dringen in haar ogen. Ron helpt haar omhoog tot ze in de berm zit. Hij stelt de vrouw gerust en zorgt dat ze doorrijdt. Femke wrijft over haar gezicht en staart over de rimpelingen in de sloot.

Als ze de auto weg hoort rijden, komt Ron naast haar zitten.

‘Is alles in orde?’

Ze knikt. ‘Is Pia ongedeerd?’

‘Ja, ik zag haar wegrennen. Die kat is slimmer dan jij, die komt wel weer terug. Kom, we gaan naar binnen. Je hebt een paar akelige schaafwonden.’ Zijn stem is weer zacht.

16

‘Misschien moet je me maar eens vertellen wat er aan de hand is.’ Ron zit in de hoek van de leren bank. Het was het favoriete plekje van Björn. Het irriteert Femke, maar ze probeert het te verbergen. Hoe kan Ron dat ook weten? Hun contact is pas verstevigd sinds de dood van Björn, voor die tijd was het niet meer dan een praatje bij de voordeur of een verjaardagsbezoek. Gek eigenlijk, peinst Femke. Op dit moment heeft ze geen behoefte aan haar vriendinnen; die zullen haar toch niet begrijpen. Shaundra uitgezonderd. Maar nu vindt ze onverwacht steun bij een buurman. Het is echter de vraag hoeveel ze Ron kan vertellen.

Pia ligt op haar schoot. Het kleine lijfje lijkt ontspannen. Femkes vingers strelen de zachte vacht, maar ze vermijden de omgeving van de hals. Ze probeert de beelden uit haar hoofd te verwijderen, maar slaagt daar niet in.

Op dit moment zou Femke het liefst Ron volledig in vertrouwen nemen. Vertellen over hun draagmoeder, de hoge eisen van de organisatie en hun dreigementen. Haar vermoeden dat de dood van Björn een vooropgezet plan was, wordt steeds sterker, zeker nu ook haar katten niet veilig blijken te zijn. Ze voelt zich steeds meer in het nauw gedreven. Haar geldproblemen vallen daarbij in het niet. Ze moet haar baby zien te vinden, of eigenlijk de vrouw die haar kindje draagt. Kon ze het maar met Ron bespreken, maar ze aarzelt. Commercieel draagmoederschap is illegaal en dus strafbaar. Maar misschien kan hij helpen zonder alle details te weten?

‘Ik krijg sinds kort vreemde telefoontjes,’ begint ze.

Ze vertelt in het kort hoe het zit.

‘Ik word bedreigd. Bij de inbraak hebben ze ook Björns mobiel meegenomen. Die gebruiken ze om mij sms’jes te sturen.’

‘Met Björns telefoon? Jeetje, Femke! Wat gemeen! Maar wat willen ze?’

‘Geld. Voorlopig zullen ze me niet met rust laten.’

‘Heeft deze dierenmishandeling hier ook mee te maken?’

‘Ik vermoed van wel. Ze hebben eerst Björn bedreigd en nu…’ Ze stokt.

‘Björn? Denk je dat zijn dood geen ongeluk was?’

Ze schudt haar hoofd. De schaal met chocolaatjes staat onaangeroerd op tafel.

‘Maar waarom word je bedreigd? Wat zit erachter, Femke?’

Ze haalt haar schouders op.

‘Geen idee?’

Ze hoort de argwaan in zijn stem, maar toch schudt ze haar hoofd. Meer kan ze niet vertellen.

‘Je moet naar de politie,’ besluit Ron. ‘Inbraak, dierenmishandeling, bedreiging, misschien zelfs moord. Dit is niet goed, Femke.’

‘Naar de politie?’

‘Ja, natuurlijk. Dit is te gek voor woorden. Laten zíj achter die lui aangaan. Het is nu geen simpele inbraak meer. Heeft het iets met Björns werk als rechter te maken? Het riekt naar iets illegaals, of naar mensen die wraak willen. Kan het niet zijn dat een paar criminelen op zoek zijn naar informatie om hun naam veilig te stellen? Of sporen uit te wissen?’

‘Dat zou kunnen. Helaas zijn de pc en zijn gsm verdwenen, anders had ik misschien iets in zijn mailbox kunnen vinden.’

Ron veert op. ‘Heb je ook op internet gekeken?’

‘Waarnaar?’

‘Zijn mails!’

‘Zijn computer is toch weg. Ik kan niet meer in zijn Outlook kijken.’

‘Maar via webmail? Je ontvangen mails worden later automatisch in Outlook binnengehaald. Als hij echter via een andere pc mails heeft verstuurd blijven de verzonden mails in de webmailbox staan. Je hebt dan natuurlijk wel zijn password nodig.’

‘Dat is niet zo moeilijk. Hij heeft…’ ze herstelt zich, ‘…had drie passwords die hij voor allerlei zaken gebruikte.’

‘Daar zou je dan nog naar kunnen kijken.’

Femke krijgt nieuwe hoop. Eindelijk een nieuw spoor.

‘Toch moet je dit niet in je eentje proberen op te lossen. Stel dat Björn uit de weg is geruimd, loop jij dan geen risico?’

Ze zwijgt. Ze wil er niet eens aan denken.

‘Femke, neem me niet kwalijk dat ik het zeg, maar ik vind je behoorlijk naïef. Björns naam beschermen, oké, maar dit gaat te ver. Ze bedreigen je, mishandelen je katten en wie weet wat ze nog meer van plan zijn.’

Ze buigt haar hoofd. ‘Morgen zal ik erachteraan gaan,’ zegt ze dan.

‘Beloofd?’

‘Ja, beloofd.’ Maar tegelijkertijd weet ze één ding zeker: ze kan niet naar de politie.

==

Ze kan bijna niet wachten tot Ron naar huis gaat. Ze start direct haar computer op en wacht ongeduldig tot ze haar webbrowser kan activeren.

De woorden van Ron hebben indruk gemaakt. Niet omdat zijzelf in de problemen kan komen. Ze denkt alleen maar aan haar baby. Haar kindje loopt gevaar. Ze heeft te maken met mensen die grof geweld niet schuwen en ze durft niet na te denken wat dit voor haar kind kan betekenen. Ze moet actie ondernemen, en vlug ook. Alleen een zoektocht naar de draagmoeder kan haar helpen.

Het is nog geen maand geleden dat de première en het spannende vooruitzicht op hun baby een groot deel van haar leven beheerste, en nu is Björn dood, wordt ze bedreigd, is een van haar katten vermoord en is het onzeker of ze haar baby ooit in haar armen zal houden.

Na een paar pogingen lukt het haar inderdaad om Björns webmail te openen. In de inbox staan een paar berichten, die na zijn dood binnengekomen zijn. De verzonden mails zijn belangrijker.

Als ze de rij mails ziet verschijnen prijst ze Ron de hemel in. Al scrollend komt ze een deel van Björns leven tegen. Antwoorden aan zijn werkmail, zijn beste vriend en ook haar eigen mailadres. Het is een reis door de tijd, die al snel stokt als ze een onbekend adres ziet.

Daar leest ze het antwoord van Björn op een expliciete eis om meer geld. De nullen in het bedrag laten haar schrikken. Maar dat is nog niets als ze de laatste zinnen leest.

==

Betaal en ik houd me aan de gemaakte afspraak. Het is nog maar twee maandjes…

Betaal niet, beste rechter, en ik maak niet alleen jou en je carrière kapot, maar zal daarna ook je geliefden weten te vinden.

==

Björn is bedreigd. Dit is het bewijs. Ze hebben hem afgeknepen omdat hij rechter is. Een misstap wordt hem niet vergeven. Rechters horen onkreukbaar te zijn en zich niet met illegale zaken bezig te houden. Misschien was het daarom wel zo eenvoudig om bij die organisatie binnen te komen; mensen met verantwoordelijke functies zijn gemakkelijke slachtoffers. Nooit heeft ze een vermoeden gehad dat hij met de dood bedreigd is. Nu hij er niet meer is, komen ze bij haar. Ze is bekend en dus ook chanteerbaar. Als ze met haar verhaal naar buiten treedt, trekt ze zelf aan het kortste eind. Erger nog: waarschijnlijk is ze dan ook haar kind kwijt. Nooit, nooit zal ze iets doen waardoor ze het risico loopt hun baby kwijt te raken. Ze kan de politie niet inschakelen. Ze moet betalen. Er is geen grens te stellen aan een bedrag. Al moet ze duizenden euro’s lenen. Hun baby is een bewijs van de grenzeloze liefde tussen haar en Björn. Ze moet haar kind zien te vinden en dat kan alleen maar via de organisatie. Tot die tijd zal ze die lui te vriend moeten houden.

En dus zoekt ze verder. Ergens moet iets te vinden zijn over een plaats waar ze hebben afgesproken. Ze moet de laatste weken van Björns leven uitpluizen om die afperser te vinden. Ze vindt verschillende mails van dezelfde afzender, maar het zijn alleen maar loze kreten, vol dreigementen over en weer.

Dan vindt ze een antwoord van Björn. Kort en krachtig: Ik zal er zijn. Verder naar beneden ziet ze een adres. Ze herkent het niet, maar vanaf dat moment staat het in haar geheugen gegrift. Delft. Daar is het kantoor van de organisatie dus gevestigd.

Ze voelt een glimlach over haar gezicht trekken. Het voelt zo sterk. Ze is ze te slim af. Ze heeft ze gevonden. Is dit misschien de plaats waar de foto van Björn voor de groene deur is gemaakt? Vreemd eigenlijk dat niemand op zoek is gegaan nadat die foto is gepubliceerd. Maar ze prijst zichzelf gelukkig met de gelatenheid van de pers. Dat is vaak wel anders. Morgen zal ze direct naar Delft gaan, die lui opzoeken en hopelijk meer te weten komen over de verblijfplaats van haar draagmoeder.

Nu ze het gevoel heeft een grote stap verder te zijn gekomen, opent ze haar eigen mailbox. Ze zoekt de foto van de jonge vrouw, om wie het allemaal draait. Een strak gezicht, maar lieve ogen. Blauw als de hemel op een zonnige dag. Ze weerspiegelen alles wat Femke wenst. Zal ze haar nu eindelijk vinden? Kunnen ontmoeten? Al die tijd hebben ze gemaild en heel af en toe kwamen er ook foto’s mee. Uitwisseling van hun beider leven. Femke keek naar de wekelijkse mails uit, zoog de informatie op en vulde zelf haar droombeeld in. Maar op expliciete vragen is nooit een antwoord gekomen. Sterker nog, sinds het ongeluk van Björn heeft ze niets meer van de draagmoeder gehoord. Het is alsof ze losgesneden zijn.

Ze staart voor zich uit. Buiten begint het al licht te worden. In de schemering ziet ze Björns gezicht. Zijn ogen lachen naar haar en hij geeft haar een bemoedigend knikje. Ik ben trots op je, lijkt hij te zeggen. Het gevoel dat Björn bij haar is, is zo sterk dat ze zich niet durft te verroeren. Haar ogen vullen zich met tranen en zijn beeld lost op. Zijn geliefde trekken verdwijnen in die onbekende wereld waar hij nu rondzweeft en waarvan zij geen deel uitmaakt. Haar hoofd weet dat het onmogelijk is, maar haar hart weigert te geloven dat hij dood is. Het is onvoorstelbaar dat ze hem nooit meer zal zien en voelen.

Ze waren zo verbonden. Alles deelden ze. Niet alleen het grote verdriet. Hun intimiteit was in de loop van de jaren veranderd. Zeker nadat ze ziek was geweest. Het was Björn die de passie in hun relatie terugbracht.

Femke veegt de tranen uit haar ogen. Ze voelt haar mondhoeken trekken als ze terugdenkt aan zijn voorstel om te gaan scrabbelen. Ze dacht dat hij echt oud en saai was geworden. Tot hij aangaf wat hij ermee beoogde. Wie won mocht een wens doen. Het werd een spel met een spannende ondertoon. Ondeugende wensen. Erotische massages. Het kopen van sexy lingerie. Het fluisteren van fantasieën. Seks werd weer leuk en hun liefde verdiepte. Scrabbelen kreeg een eigen betekenis. Nooit zal ze het spel meer kunnen spelen zonder aan hem te denken.

Nu moet ze echter een vuil spel meespelen. Maar ze zal ervoor zorgen dat ze wint. Haar wens is in dit geval duidelijk.

17

‘Ik wist het. Zie je wel, ik wist het.’ Een klagerige stem.

Agnieszka weet niet goed wat ze moet doen nu Kasia volledig ontredderd bij haar op de kamer gekomen is. Een betraand gezicht is een teken van zwakte, heeft ze altijd gedacht. Maar nu voelt ze dat het ook een kracht met zich meebrengt. Het wakkert medegevoel aan. Medelijden zelfs, alsof haar eigen lijden zomaar wat naar de achtergrond verdwijnt.

‘Mijn moeder is altijd ziekelijk geweest. Ik had haar nooit alleen mogen laten. Nu zie ik haar misschien nooit meer.’

‘Is Maria bij haar geweest?’ Een veilige vraag, omdat er geen andere mogelijkheid is waarop Kasia het te weten kan zijn gekomen. Maria houdt als verpleegster hun lichamelijke conditie onder controle. De vrouw is het toonbeeld van reinheid met haar witte gesteven schort en uitgestreken gezicht. De harde trekken, die normaal over het met rimpels bedekte gezicht liggen, verzachten als ze hen verzorgt. Een diep geworteld moedergevoel dat geen andere uitlaatklep heeft gekend.

In de afgelopen maanden is er een bepaalde vorm van vertrouwen gegroeid. Ze lijkt echt betrokken bij het welzijn van de jonge vrouwen en soms zoekt ze zelfs hun gezelschap. Vooral voor Kasia heeft ze een zwak. Niet zo vreemd, denkt Agnieszka. Kasia is een ontwapenende meid, open en een beetje ondeugend. Dat werkt bij types als Maria. Toch heeft die opstandigheid op Andrzej juist weer een slechte uitwerking. De bewaker eist onderdanigheid en als er één eigenschap is die Kasia niet bezit is het dat wel. Kasia heeft dat in de afgelopen tijd regelmatig moeten voelen.

‘Mijn moeder ligt thuis en is al weken haar bed niet uitgeweest, heeft Maria me verteld. De buurvrouw brengt haar af en toe wat eten.’ Kasia wordt iets rustiger.

Agnieszka pulkt aan haar omslagdoek. Ze kijkt naar Kasia’s borst die snel rijst en daalt. Zenuwen die het lichaam regeren. Wat kan ze zeggen? Ze is beter in luisteren en wil niet op zoek gaan naar woorden die kunnen helpen.

‘Ik moet naar haar toe.’ Kasia buigt het hoofd, waardoor het sluike haar over haar wangen valt. ‘Ik kan hier niet langer blijven. Nee, ik moet hier weg.’ Ze staat met een ruk op en begint heen en weer te lopen. Sloffende passen naar links en sloffende passen naar rechts. ‘Ik moet naar haar toe,’ mompelt ze bij elke stap.

Agnieszka wordt zenuwachtig van haar. Kasia verliest haar zelfbeheersing en dat is gevaarlijk, want als ze niet oppast heeft ze straks weer een straf te pakken. Ze valt zo teveel op.

‘Kom even rustig zitten,’ fluistert ze waarschuwend.

‘Ik moet hier weg. Ik moet naar haar toe.’ Het is een doorlopend herhalen van zinnen. Er lijkt geen andere mogelijkheid meer te bestaan.

Agnieszka loopt naar de ijsberende Kasia toe. ‘Je kunt niet weg, Kasia. Je weet dat je niet weg kunt. Die paar weken zijn zo om. Je moet wachten.’

De roodomrande ogen staan echter vastberaden. ‘Als jij moest kiezen tussen je moeder of dit kind.’ Ze wijst naar haar buik. ‘Dan zou jij toch ook voor je moeder kiezen?’

Agnieszka voelt de hitte omhoogkruipen. Kiezen voor haar moeder? Nooit. Die tijd heeft ze gehad. Ze is te vaak door haar moeder bedonderd, te vaak in haar excuses getrapt. Elke keer als ze dacht dat haar moeder berouw had, bleek ze alleen maar om geld verlegen te zitten. Hoe heeft ze ooit kunnen denken dat ze haar studie Engels af kon ronden, terwijl ze voor haar moeder geld moest verdienen. Al snel was haar achterstand niet meer in te halen. Toen ze met haar studie gestopt was, ontmoette ze Pjotr. Vanaf dat moment heeft ze met haar moeder gebroken, maar dat kan ze Kasia niet vertellen. Die zal dat nooit kunnen begrijpen.

‘Je kunt nu niet voor je moeder kiezen, dat weet je,’ zegt ze daarom maar. ‘Ze zullen je altijd weten te vinden.’

‘Ik ga toch. Maria kan me vast wel helpen.’

Agnieszka kijkt de strijdbare vrouw na en weet dat ze dit alleen maar kan verliezen.

==

Ze ligt onderuit op haar bed en voelt haar baby schoppen. Het geeft een vorm van gezelligheid ook al kan ze geen echt contact maken.

Een klop op haar deur. Agnieszka gaat snel overeind zitten als ze Maria samen met Kasia binnen ziet komen.

‘Mogen we je even storen?’

Ze willen iets van haar. Haar antennes reageren direct, alsof ze voelen dat er gevaar dreigt. Heeft ze iets verkeerds gezegd? Ze probeert de hele conversatie met Kasia voor zichzelf af te spelen, terwijl de twee vrouwen elk aan een kant van haar gaan zitten. Ze kruipt in elkaar.

‘Ik heb je hulp nodig,’ begint Kasia. Maar de tranen belemmeren daarna elk zinnig woord.

‘Kasia wil graag naar haar moeder,’ gaat Maria verder. ‘Ze zegt dat ze aan één dag voldoende heeft om wat zaken te regelen zodat haar moeder beter verzorgd wordt. Ze kent wat mensen die kunnen helpen.’

‘Ik moet naar mijn moeder toe,’ brengt Kasia in horten en stoten naar buiten.

‘Wat kan ik doen?’ Agnieszka voelt zich rustiger worden. Ze heeft niets verkeerds gedaan. Nog niet. Ze moet zorgen zelf niet de dupe te worden van de onbezonnen actie van Kasia.

‘Ik zal haar naar de vaste wal brengen met mijn bootje. Ik ben binnen een kwartiertje terug en haal Kasia tegen de avond weer op. Maar Andrzej mag het niet merken.’ Maria slaat een arm om de schouders van Kasia.

Agnieszka begrijpt het niet. Wil Maria vrijwillig een risico lopen voor een van hen? Stel dat Kasia gesnapt wordt? Of niet terugkomt? Wat dan? Als die slim is zorgt ze dat ze onderduikt en niet meer terugkomt. Kasia heeft het altijd over haar moeder en haar zwakke gestel. Het is niet voor niets dat ze hier zit. Allemaal om geld te verdienen zodat ze een goede dokter kan consulteren of een operatie mogelijk kan maken voor haar moeder. En Maria gelooft dat ze zich hier weer vrijwillig laat opsluiten?

‘Ik kom terug,’ fluistert Kasia. ‘Ik heb het geld toch nodig?’

‘Ewa heeft voorgesteld dat ze samen met jou Andrzej zal afleiden. Hij mag jou. Jij mag als enige van hem naar buiten.’

‘Alleen in de nacht,’ zegt ze snel.

‘Je hoeft niets tegen hem te zeggen. Alleen zijn aandacht afleiden van de steiger is voldoende. Jij bent de enige die dat kan.’

Maria en Kasia staren haar aan en wachten haar reactie af. Bijna onmerkbaar knikt ze. Ze zal geen gevaar lopen door de ogen van een man te vangen. Daar kun je alleen maar veel mee verdienen. Dat heeft ze wel geleerd.

Een vochtige wang glijdt over de hare. ‘Dankjewel, Agnieszka. Ik hoop dat ik ooit wat terug kan doen.’ Het is een vreemde gewaarwording dat ze genegenheid voelt voor deze jonge vrouw.

==

Het oude klooster kun je alleen maar via de hal verlaten. Het is meestal koud en vochtig in het klooster, bovendien zijn de plafonds zo hoog dat het binnen nooit echt warm is. Andrzej heeft in de hal een van de nissen omgebouwd tot een klein kantoortje, zodat hij de toegangsdeur in de gaten kan houden. Hij maakt het zich zo comfortabel mogelijk met een leunstoel en een oude plaid. Het ladekastje dat binnen handbereik staat bevat alles wat hij nodig heeft om warm te blijven. Slechts eenmaal per week verlaat hij met het bootje van Maria het eiland om de voorraad flessen aan te vullen.

Naast de toegangsdeur hangen twee schilderijen. Agnieszka heeft ze regelmatig bestudeerd. Op de ene staat een vrouw met trieste ogen, haar blonde haren in een vlecht op haar hoofd gebonden. Volledig in het wit gekleed ligt ze half onderuit op een rood fluwelen bank. Op de achtergrond, opgaand in een witte nevel, staat een oudere dame, haar armen gekruist voor haar borst. De ondefinieerbare blik is op de jonge vrouw gericht. Op het andere schilderij is een forse man in een zwart kostuum afgebeeld. Ogen samengeknepen. De verf vertoont barsten en in de hoek vreet groenige schimmel het doek aan.

Op het moment dat Ewa en Agnieszka aan komen lopen, lijkt het alsof Andrzej slaapt. Zijn zwarte hoed ligt half over zijn gezicht en zijn kin rust op zijn borst. Het iele lijf hangt ongemakkelijk onderuit.

‘Hij slaapt,’ fluistert Ewa in haar oor. Ze is nog niet zo lang in het klooster. Vast gekozen vanwege haar donkere uiterlijk. In die korte tijd dat ze bij hen is, heeft ze al groot ontzag gekregen voor de vuisten van hun bewaker. Zijn persoonlijke kennismaking, noemt hij dat altijd. Angst maakt meisjes gedwee.

Agnieszka schudt haar hoofd. Hij slaapt niet. Hij is akelig alert, zelfs als hij een hoeveelheid alcohol in zijn donder heeft waar een olifant knock-out van zou gaan. Slechts één keer is ze erin getrapt, dat was genoeg. Ze heeft het daarna nooit meer in haar hoofd gehaald om ’s avonds stiekem naar buiten te sluipen. ’s Ochtends vroeg is hij makkelijker dan zorgt de alcohol niet voor kwaadaardige neigingen.

Voor de oude leunstoel laat ze zich op haar knieën zakken. Ewa volgt haar voorbeeld.

De geur van zijn ongewassen voeten vermengt zich met de schrale lucht van zijn adem. Ze prijst in gedachten Maria de hemel in dat ze geen knoflook op het menu zet. Niet goed voor de baby’s, zegt ze altijd.

Op een bordje heeft ze de twee cakejes liggen die ze van Maria toegestopt heeft gekregen. Ze houdt haar ogen gefixeerd op zijn gezicht. De stoppels op zijn kin, de volle lippen die totaal niet bij deze harde man passen. Hij ademt rochelend met zijn mond iets geopend. Ze visualiseert de geur: mat groen met een grijze waas van alcohol.

Als ze het bordje duidelijk hoorbaar op de grond zet, zuigt Andrzej zijn longen vol en zucht diep. Haar blik is vanaf dat moment op de aangeboden lekkernij. Ze hoeft niets te zeggen. Ze weet dat het goed zal gaan. Elke man heeft honger. Ook al kan honger zich op verschillende manieren manifesteren.

‘Wat willen jullie?’ Zijn stem klinkt schor.

‘Alleen wat voorjaar in huis halen.’ Kort en zakelijk blijven.

‘Wat een onzin.’ Maar zijn smalle vingers graaien al naar de cakejes.

Agnieszka staat op en trekt Ewa met haar mee. Langzaam lopen ze naar de deur, hun ogen op de grond gericht. In haar ooghoeken ziet ze Maria staan, half verstopt in een van de nissen van de brede gang. Achter zich hoort ze dat de bewaker overeind komt, luid mompelend dat hij het allemaal maar onzin vindt. Vrouwengeneuzel. Maar hij volgt.

Dan staan ze buiten. De lente lijkt nog ver verwijderd, de wind geeft eerder een heersend najaar aan. Ze weet waar ze moet zijn. Die ochtend waren de eerste bloemen open, gelukkig staan ze ver van de steiger. Het heldere geel fleurt het sombere eiland op als een glimmend sieraad op een gerimpeld decolleté. Haar oren zijn gespitst en haar spieren gespannen terwijl ze naar de plek lopen waar de narcissen staan.

‘Wacht!’ hoort ze plotseling achter zich.

Ze kruipt tussen haar schouders en voelt de hand van Ewa in haar arm knijpen. Gespannen wacht ze af wat er gaat gebeuren. Het is stil achter haar. Is hij teruggegaan naar het klooster? Of naar de steiger?

Dan hoort ze gekletter van vocht. De hoge nood zat dwars.

18

Er wordt de hele dag nauwelijks gesproken en de normale bezigheden worden opgepakt. Maria controleert de harttonen, zorgt voor de lunch en laat hen oefeningen doen. Niemand rept met een woord over de afwezigheid van Kasia. Een simpele mededeling van Maria over harde buiken en een voorgeschreven rust, heeft Andrzej geslikt als zoete koek. Maar de sfeer is anders. Agnieszka voelt haar hart feller kloppen en de oude onrust, die ze juist hier in het afgesloten klooster kwijt is geraakt, heeft de kop weer opgestoken. Onraad waart door de gangen.

De schemering zou rust moeten geven. Maar niets is minder waar. Maria kijkt continu op haar horloge en is prikkelbaar. Zelfs de zachte Ania, die al een aantal dagen voorbij de uitgerekende datum is, krijgt een knauw.

Dan voelt Agnieszka ogen op zich gericht. De blik van Maria is direct duidelijk: het is zover. Maria rekent op haar. Ze slaat haar ogen neer en knikt. Met kittige passen loopt Maria de eetruimte uit. Een kwartier, denkt Agnieszka. Ik heb een kwartier de tijd om Andrzej uit zijn bewakershol te krijgen. Tegen die tijd is het donker, dat geeft haar een goed excuus. Er is niets vreemds aan haar behoefte om buiten te zijn met het verminderen van het licht. Ze moet hopen op een nieuwe ontmoeting met de zwarte ooievaars, zodat ze daar haar aandacht op kan richten. Dat geeft de minste kans op ontdekking.

Ze pakt haar bord op en loopt ermee naar de keuken. Ania en Ewa staan bij het aanrecht en zwijgen abrupt als ze binnenkomt. Kruisende blikken. Angst en wilskracht mengen zich. Ze wisselen wat woorden die nergens op slaan en geen betekenis lijken te hebben. In elk geval ligt de aandacht volledig bij het onuitgesprokene.

Buiten is het heerlijk fris. Het tanende licht laat de bomen zwart kleuren. De grond geeft de laatste warmte af die gedurende de dag opgeslagen is. Agnieszka snuift de buitenlucht op en loopt naar de baai, net als de andere keren. Kleuren vervagen en maken plaats voor een palet aan grijstinten. Andrzej is haar gewoontegetrouw gevolgd en zit met zijn fles op de boomstronk die een kleine vijftig meter van haar verwijderd is. Geen zicht op de steiger, dat is het belangrijkste. De tijd verstrijkt in een ontspannenheid die bijna onwerkelijk is.

==

Het gegil is iets dat nooit went. Toch is het dit keer anders. Harder en agressiever. Agnieszka duwt het kussen tegen haar oren om de hoge uithalen niet te horen. Alles is fout gelopen. Maria is zonder Kasia teruggekomen en Andrzej heeft in de gaten gekregen dat hij misleid is. Natuurlijk is hij kwaad, maar het zijn dit keer gelijkwaardige partijen, kijvende stemmen in een oorlog om schuld en verantwoordelijkheid. Maar Agnieszka is bang dat hij ook bij háár verhaal komt halen.

Natuurlijk is het slim dat Maria zich heeft ingedekt. Vertrouwen is bijna onmogelijk in deze business. Maar de schoenen van Kasia die Maria zogenaamd bij de steiger heeft gevonden hebben de argwaan van Andrzej niet helemaal gestild. Geweld is zijn enige middel om aan informatie te komen en dus wil hij zijn tanige vuisten stukslaan op Maria. Die bijt echter van zich af waardoor de frustratie bij de bewaker alleen maar verder oplaait.

‘Zwemmen? Die meid kan dat hele eind niet gezwommen hebben. Jij hebt ermee te maken. Waar ben je geweest, hè?’ De stem van Andrzej knalt door de galmende gangen.

‘Ik ben haar gaan zoeken. Ik kan haar toch niet zomaar laten verzuipen. Pas op, Andrzej, houd je tengels thuis. Ik zal melden dat je niet op je post was!’

Met enige bewondering laat Agnieszka het kussen iets omhoog komen. Wat een klasse van Maria om de schuld in zíjn schoenen te schuiven. Dat getuigt van durf en kracht.

Een deur knalt dicht. Er heerst een plotselinge stilte, onderbroken door de voetstappen in de gang. Agnieszka duikt onder haar dekbed.

‘Ik ga haar zoeken,’ hoort ze Andrzej vlak voor haar deur roepen. ‘Jij blijft bij de andere meisjes. Die meid kan niet ver weg zijn, ik weet haar dorp heus wel te vinden. En je weet wat er gebeurt als ik haar vind. De Chef wil de baby!’ De dreiging blijft hangen en is sindsdien onuitwisbaar aanwezig in het hoofd van Agnieszka. Ze herinnert zich het bericht uit haar begintijd in het klooster: Dode vrouw gevonden, baby spoorloos. Ze heeft nooit gevraagd of het krantenbericht doelbewust neer is gelegd om de meisjes angst in te boezemen. De boodschap was in elk geval duidelijk: met de Chef valt niet te spotten. Ontsnappen is onmogelijk, ze weten je altijd te vinden.

Kasia, vlucht! Je loopt groot gevaar. Agnieszka zendt haar gedachten de nacht in. Daarna rolt ze zich als een foetus rond haar eigen buik. Zij kan niets doen om Kasia te helpen.

19

Het regent. Zittend op de vensterbank kijkt Femke naar de vers omwoelde aarde waar ze kater Joop begraven hebben. Ron heeft hem in een klein kistje gelegd en samen hebben ze afscheid van hem genomen. Het rakelde de beelden op van het gat in de grond waar de kist van Björn langzaam in wegzakte.

Ze draagt een oude joggingbroek die als een te wijd vel om haar lijf zit, en ze zweet nog na van de oefeningen die ze net heeft gedaan. Het valt niet mee om haar lichaam tot beweging aan te sporen, terwijl ze nauwelijks een paar uur slaap heeft kunnen pakken. Bovendien heeft ze last van spierpijn, waarschijnlijk veroorzaakt door de tuimeling over het asfalt. Het ergste is haar rechterknie. Ze hoopt er maar het beste van. Ze moet vanavond presteren op het podium, vooral de openingsdans vergt veel van haar. Het is nog een geluk dat ze geen schaafwonden aan haar gezicht heeft opgelopen.

Tijdens alle verplichte activiteiten draaiden haar gedachten maar om één ding: het bezoek aan Delft. Ze realiseert zich dat ze niet als een kip zonder kop naar het adres kan rijden. Wat moet ze daar in vredesnaam zeggen? ‘Hallo, ik kom even navraag doen over jullie afpersactie’ of gewoon ‘Hallo, ik wil mijn kind.’ Ze zal een stevig potje acteerkunst aan de dag moeten leggen om die lui tevreden te stellen. Vooral omdat ze geen geld heeft, en dat is nou net waar ze op uit zijn. Ze hoopt dat ze op een of andere manier informatie los kan peuteren over haar draagmoeder. Maar hoe ze daarin kan slagen, weet ze nog niet.

Als ze zich opgefrist heeft, staat ze minutenlang te dralen voor haar kledingkast. Iets zakelijks of juist frivools? Uiteindelijk pakt ze haar spijkerbroek en een witte bloes. Serieus, maar niet te streng. Dan bekijkt ze de grote rij schoenen, waar Björn meer dan eens opmerkingen over maakte. Ze kiest de rode hakken die ze ooit van hem kreeg. Dagenlang had hij haar geheimzinnige hints gegeven. En toen ze eindelijk jarig was en de doos openmaakte, bleken de schoenen twee maten te groot. ‘Het klopt toch dat je op grote voet leeft’, was zijn zwakke verweer. Haar teleurstelling werd door een gezamenlijke lachbui volledig verdreven.

Shit, Björn. Waarom toch?

==

Als ze bij de auto komt, hoort ze haar naam. Ze draait zich om en ziet Ron op zich afkomen, in een van zijn kleurrijke creaties. Ze bewondert zijn eigenzinnigheid. Het maakt hem geen flikker uit hoe iemand over hem denkt. Hij blijft gewoon zichzelf in elke situatie. Ze wilde dat zij zo was.

‘Op pad?’ vraagt hij, terwijl hij leunt op een bezem.

‘Ja, eerst naar Delft en daarna ga ik door naar het theater.’ Het verzwijgen van haar daadwerkelijke doel gaat haar gladjes af. ‘Is het… Heb je het al opgeruimd?’ Ze knikt met haar hoofd naar de fietsenbox. De grond is nat en hier en daar hangt nog een zeepbel.

‘Er is straks geen spoor meer te vinden.’

‘Dat is maar beter ook.’ Ze glimlacht geforceerd.

‘Je begrijpt toch dat de politie zo geen onderzoek kan doen?’

Femke plakt een geruststellende glimlach op haar gezicht. ‘Ron, ik heb je vanmorgen uitgelegd waarom ik dat niet wil. Er is de laatste tijd genoeg over mij geschreven in de roddelbladen. Ik wil even rust in de media.’

‘Dat begrijp ik, maar slim is het niet. Ik houd het hier wel een beetje in de gaten.’ Hij knikt naar hun rijtje huizen. Ze ziet zijn voet ongedurig over het asfalt bewegen.

‘Dat is fijn, Ron. Nou, ik moet gaan.’ Ze stapt in de auto, maar als ze ziet dat hij naast de auto blijft staan, laat ze het raampje weer naar beneden schuiven. ‘Is er nog iets?’

‘Ik maak me zorgen om je. Doe voorzichtig, Femke.’

20

Damien voelt zich rusteloos. Het duurt allemaal te lang. Hij heeft al dagen geen foto in kunnen leveren op de redactie, op deze manier krijgt hij nooit voldoende geld bij elkaar. Zijn kaken malen onbewust door, ook al is de kauwgum smakeloos geworden. Het is gewoon een kutklus, zeker nu hij maar één persoon in de gaten moet houden. Hij is gewoon te ongeduldig voor dit werk. Toch mag hij niet klagen, die Femke is beter te verteren dan die grimmige voetbaltrainer die hij laatst een tijdlang moest volgen. Echt geen succes.

Hij denkt terug aan zijn gesprek met Tim die ochtend. Het is hem een raadsel hoe zijn baas te weten is gekomen dat bekende Nederlanders gechanteerd worden. Ook al weet hij niet meer dan dat, voorlopig heeft hij wel zijn beste journalisten en fotografen ingezet om een oogje in het zeil te houden. Een primeur over deze zaak levert een superverkoop op. ‘Jouw actrice lijkt er ook mee te maken te hebben. Vang het konijntje, Damien,’ zei Tim. Met de beste wil van de wereld kan Damien haar niet als een konijntje zien, maar haar vangen…? Ja, dat zou hij graag willen. Al ziet hij daar andere beelden bij dan zijn hoofdredacteur.

Als hij Femke naar buiten ziet komen, gaat hij rechtop zitten. Actie in de tent. Ze staat te kletsen met die buurman van d’r. Waarom is die vent elke keer bij haar in de buurt? Als een bodyguard die zich tussen hem en dat lekkere mokkel indringt.

Damien schudt zijn hoofd. Wat een verschijning. Hoe kan een man bij zijn volle verstand nou een glimmend rode broek aantrekken met daarop een heloranje shirtje, bovendien accentueert dat zijn smalle borstkas alleen maar. Niet iets om trots op te zijn. Dit lijkt wel een typisch geval van publiciteitsgeilheid. Waarom kleedt hij zich anders zo opzichtig?

Dan richt hij zich op Femke. Het beeld bevalt hem, en hij voelt zijn lichaam reageren. Die meid ziet er zelfs in een spijkerbroek heerlijk uit. Waren de omstandigheden maar anders.

Als ze voorbijrijdt, voegt hij soepel achter haar in. Hij pakt zijn kauwgum uit zijn mond en duwt het onder zijn stoel. Het wordt tijd dat hij zijn auto eens inruilt. Misschien een mooie bedrijfswagen, met een tekst op de zijkant. ‘Duivelse foto’s bij Studio Damien’. Hij grinnikt. Dat zou mooi zijn.

21

Een kwartiertje later parkeert Femke haar auto in een parkeergarage en neemt de roltrap naar boven. Het is druk in het centrum. Vrolijk kwebbelende vriendinnen en gearmde stelletjes. Veel vrouwen met kinderwagens, maar die zijn haar altijd al extra opgevallen. Daar tussendoor haastige mannen die in de gezellige drukte van winkelende vrouwen niet op hun plaats lijken te zijn.

Dan ziet ze hem. Het blonde hoofd steekt duidelijk boven een groep mensen uit die voor een bloemenkraam staat te wachten. De bekende geruite kraag hoog opgezet.

‘Björn?’ De naam komt verbaasd over haar lippen. Haar adem stokt en haar ogen staren naar zijn bekende gestalte. Ze staat met een schok stil en iemand botst tegen haar aan.

‘Pas eens op, dame,’ klinkt het geïrriteerd.

‘Sorry.’ Ze is even afgeleid. De man werpt haar een chagrijnige blik toe.

Als ze weer voor zich kijkt, ziet ze Björn een stuk verderop lopen. Hij is al bijna bij de brug over de gracht.

‘Björn,’ fluistert ze. ‘Björn!’ Ze begint te rennen, getraind op hakken. Gezichten draaien zich naar haar toe. Ze duwt mensen opzij en blijft zijn naam roepen, terwijl ze hem een weg in ziet slaan. Zie je wel, hij is niet dood! Er ontstaat rumoer om haar heen, maar ze blijft rennen. Ze struikelt over een uitstekende stoeptegel, maar herstelt zich vlot. Alleen haar pijnlijke knie protesteert. Ze moet naar hem toe. Waarom luistert hij niet?

Dan is ze bij het kruispunt. Haar ademhaling gaat gejaagd. De brug ligt voor haar, omlijnd met witte paaltjes. Ze kijkt om zich heen. Waar is hij gebleven? Ze grijpt een verkeersbord en screent de straat waarin hij verdwenen is. Dan ziet ze hem weer. Hij staat rustig voor de etalage van boekhandel Huyser. Zijn verschijning is zo bekend dat het pijn doet. De jas wijd vallend om zijn forse gestalte. ‘Björn,’ fluistert ze voor zich uit. Even durft ze niet te bewegen, bang dat hij zomaar kan verdwijnen, en op zal lossen in het dode niemandsland.

Haar knieën trillen als ze een paar passen in zijn richting zet.

‘Björn?’

Hij kijkt om. De groene ogen kijken haar vriendelijk aan.

Femke deinst terug. Groene ogen? Het is Björn niet. De gelijkenis is op slag volkomen afwezig. De verschillen zijn zo pijnlijk duidelijk. De jas is nog de enige overeenkomst met haar verongelukte man. Hoe heeft ze in deze man haar Björn kunnen herkennen?

‘Ik… Sorry, ik dacht…’ Femke stottert een verontschuldiging en doet een paar passen achteruit. Ze trekt haar tas tegen zich aan als troost voor het gemis dat weer is teruggekeerd in haar lijf.

==

Terwijl ze door de binnenstad naar het adres loopt dat ze in de mail heeft gevonden, probeert ze tot rust te komen. Ze moet natuurlijk niet als een overspannen stuiterbal bij die organisatie aankloppen, dat gaat niet werken. Adem in door je neus, en uit door je mond, geeft ze zichzelf instructies. Denk alleen maar aan je baby. Die is het allerbelangrijkste. Daarvoor doe je dit allemaal. Langzaam wordt ze rustiger.

Als ze de Oude Kerk passeert kijkt ze rond. Hier moet het ergens zijn. Opeens beseft ze dat Björn hier ook gelopen moet hebben. Had hij toen geld bij zich? Veel geld? Misschien was hij op de dag van het fatale ongeluk wel hierheen onderweg voor een volgende betaling. Is er dan een immens kapitaal mee in vlammen opgegaan? De autobrand. De vlammen die hem te grazen namen. Was hij bij bewustzijn? De gedachte aan zijn gevecht in die laatste seconden is onverdraaglijk.

Ongemerkt is ze al een stuk voorbij de kerk gelopen. Ze moet alert zijn. Misschien wordt ze nu ook in de gaten gehouden? Staat die etterige fotograaf hier ergens te posten? Femke stopt en houdt haar omgeving in de gaten. Er is echter niets verdachts te zien.

Als ze de hoek omslaat ziet ze het huis met de groene deur en de koperen klopper. Ze herkent het raam met de stervorm erin meteen van de foto uit het blad. Het lijgrijze trappetje is afgesleten door de vele schoenen die hier al overheen hebben gelopen. Is hier het kantoor van de organisatie gevestigd?

Haar passen vertragen, maar haar ogen glijden actief over de gevelhuizen aan de overkant van de straat. Hier heeft Björn gestaan. Zou hij in de gaten hebben gehad dat er een fotograaf op de loer lag? Of is de schok pas gekomen toen hij zijn eigen foto in dat blad zag staan?

Nu ze voor diezelfde deur staat voelt ze zich kwetsbaar. Ze duwt tegen de deur. Op slot. Probeert de klink. Niets. Dan laat ze de klopper hard op de deur neerkomen.

Ongeduldig wacht ze af. Geen reactie.

Nog een keer de klopper.

Er is niemand aanwezig. Naast de deur zit een smal raam. Een lichtgeel gordijn laat slechts een klein kiertje open. Ze legt haar handen op het glas en gluurt naar binnen. Een duistere gang strekt zich voor haar uit, met aan het eind twee deuren. Zijn dat hun kantoorruimtes? Als ze daar eens binnen zou kunnen kijken.

Ze doet een stap terug en kijkt om zich heen. Staart naar de overkant, waar een steeg verscholen ligt tussen hoge huizen. Staat daar iemand? Ze wil hier niet gezien worden.

Ze loopt weg in de richting van de kerk, maar net voordat ze de hoek omslaat ziet ze een man die snel zijn gezicht wegdraait. Juist die beweging maakt hem verdacht. Met een schok herkent ze de fotograaf. Is hij haar toch gevolgd? Waarom kan hij haar niet met rust laten?

‘Hé, jij daar. Waarom volg je me!’ Ze wordt opeens onredelijk kwaad en stuift met grote passen op de fotograaf af. De beelden in het bedenkelijke magazine doemen één voor één op. Samen met de teksten die er alleen maar op gericht waren om elk onschuldig detail verdacht te maken.

‘Hé, rustig maar.’ De man houdt zijn arm beschermend voor zijn leren jas. ‘Wat is er aan de hand?’

‘Heb je weer foto’s van me gemaakt? Kom hier met die camera!’ Ze graait naar zijn arm, duwt hem opzij en grijp naar de enorme lens die nu vrij voor zijn buik bungelt.

‘Doe effe rustig. Straks beschadig je mijn toestel nog.’ Hij draait zich van haar af, waardoor de camerariem akelig strak komt te staan. Zijn zonnebril glijdt van zijn neus en belandt op straat.

Femke ziet dat een aantal mensen blijft staan. Iemand stapt uit de groep.

‘Hé meissie, problemen?’ vraagt de man, die qua postuur zeker twee keer zo groot is als de fotograaf.

Femke laat de riem los en doet een stap opzij. ‘Deze paparazzo stalkt me al tijden. Overal duikt hij op. Steeds weer krijg ik die lens op me gericht. Ik heb er genoeg van. Ik wil dat hij al die foto’s van zijn toestel verwijderd.’ Alle kwaadheid van de afgelopen tijd komt naar boven. Ze moet haar reputatie beschermen. Producenten betalen niet voor risicogevallen. En het geld heeft ze nu verdomd hard nodig.

De voorbijganger heeft zich inmiddels voor de fotograaf geposteerd. ‘Je hoort wat de dame zegt, maat.’

‘Bemoei je met je eigen zaken,’ weert de fotograaf de man af.

‘Ik heb een hekel aan jouw geniepige soort, vieze paparazzoluis. Laat dit meissie met rust. Geef hier die camera.’ De man grijpt met een enorme vuist de telelens vast.

‘Hé, laat los!’

‘Oké, zeg maar wat je wilt. Zal ík zorgen dat die foto’s verdwijnen, of wil je het liever zelf doen. Ik weet niet zo heel veel van camera’s af, maar ik weet wel waar dit soort elektronische apparaatjes niet zo goed tegen kunnen.’

‘Ik heb geen foto’s van haar gemaakt.’

‘Dat valt zo te bewijzen.’ Met een fikse ruk trekt de man de camera naar zich toe.

‘Nee, nee,’ geeft de fotograaf snel aan. ‘Laat mij het maar doen.’

‘Laat maar zien dan.’ Hij doet nog een stap dichterbij, en staat nu met zijn armen in de zij vlak voor hem.

Femke ziet dat steeds meer mensen blijven staan.

‘Kom effe kijken, meissie. Dan weet je zeker dat hij doet wat je wilt.’ Ze voelt een stevige arm over haar schouder en de man duwt haar naar voren.

Vloekend laat de fotograaf zijn foto’s zien.

‘Geen foto’s, hè? Je bent niet te vertrouwen, eikel. Verwijder je ze zelf of zal ik effe…’

‘Nee, wacht maar, ik zal ze wel verwijderen.’ Het klinkt benauwd.

Femke kijkt mee op de display. De foto’s zien eruit alsof hij op slechts enkele meters afstand van haar heeft gestaan. Bij de boekhandel, starend naar de vreemde Björn, bij de brug over de gracht en zeker een tiental bij de bewuste deur. In haar ogen bijna dezelfde angstige glans als Björn eerder. Stuk voor stuk delete hij ze. Ze is verbijsterd dat hij zoveel foto’s heeft kunnen maken, zonder dat zij het in de gaten heeft gehad. Opgelucht ziet ze de ene na de andere verdwijnen.

‘Tevreden?’ vraagt de man, als elke verdachte foto waar zij ook maar op zou kunnen staan, van zijn memorycard verwijderd is.

‘Waanzinnig bedankt.’ Femke voelt de rust in haar lijf terugkeren. Je moet voorzichtiger worden, hoort ze de stem van Björn in haar hoofd.

‘Geen dank, meissie. Ik houd niet van dit soort schorum, dus ik ben blij dat ik kon helpen.’ Hij tikt met zijn vinger tegen zijn slaap en baant zich een weg door de kring verzamelde mensen.

‘Ik houd er niet van om mijn foto’s weg te moeten gooien,’ moppert de fotograaf tegen haar. ‘Je wilt toch een BN’er zijn? Dan hoort dit er allemaal bij.’

Femke voelt het zweet onder haar oksels prikken. Ze hoopt dat de paparazzofotograaf haar vanaf nu met rust zal laten. Ze wil zijn ogen niet in haar rug voelen. Juist nu niet. Dat kan ze niet gebruiken. Hij kan alles in gevaar brengen. Ze heeft er goed aan gedaan om van zich af te bijten. Met opgeheven hoofd kijkt ze hem aan.

De fotograaf gaat echter al verder, voordat ze iets kan zeggen. Zijn groene ogen zijn half dichtgeknepen. ‘Ik blijf je volgen, Femke van Dam. Je intrigeert me. Er is iets met jou, iets geheimzinnigs, en ik zal erachter komen wat dat is.’ Het klinkt eerder als een belofte dan als een dreigement. Hij schudt zijn krullenbol, bukt zich om zijn zonnebril op te rapen en beent daarna weg.

Femke ziet dat de mensen hun weg weer vervolgen nu het handgemeen is afgelopen. Ze loopt enigszins beduusd terug naar de parkeergarage. Al na een paar passen hoort ze haar mobieltje. Een nieuw sms-bericht.

22

Zijn bureaulamp zet hem in een cirkel van licht. Damiens vingers leiden hem door de foto’s die hij in de afgelopen tijd van Femke verzameld heeft. Een behoorlijk archief. Hij krijgt een beeld van haar leven, haar contacten, bezigheden en de verschillende gezichtsuitdrukkingen. Natuurlijk blijft hij hangen bij een foto die hij op de première heeft gemaakt. De glanzende krullen om haar symmetrische gezicht, de ogen die trots in de lens kijken. De blondine met haar bruine ogen intrigeert hem mateloos.

Dan ziet hij Femke weer voor zich in Delft, als een withete furie die haar naam en reputatie beschermde. Ze trad buiten zichzelf en vocht in een pijnlijke wanhoop. Haar ogen schoten vuur en smeekten om gehoord te worden. Het was op dat moment dat hij besloot de foto’s te wissen. Voor haar. Hij voelde zich de grootste klootzak op aarde. De pijn bij haar wegnemen, dat was het enige dat hij op dat moment wilde. Die kleerkast zorgde er alleen maar voor dat hij zijn eigen reputatie niet verloor.

Hij leunt achterover en probeert afstand te nemen van het beeld. Maar haar ogen blijven hem vasthouden. Fier, ongenaakbaar en fris gelukkig kijkt ze hem aan. Waarom voelt hij zich zo aangetrokken tot deze jonge vrouw? Hij mag zich niet af laten leiden van zijn werk, hij moet juist gebruikmaken van haar naïviteit. Volgens Tim valt daar lekker mee te scoren. Maar in plaats daarvan zit hij als een broeierige puber voor zijn scherm te kwijlen. Haar knappe smoeltje kan het niet zijn, daar prikt hij als fotograaf zo doorheen. Mooie maskers verbergen soms de meest weerzinwekkende karakters, dat kent hij als geen ander. Nee, Femke is echt mooi.

Volkomen geobsedeerd door haar beeltenis pakt hij zijn kop en neemt een slok koffie. Koud en vies bitter. Direct is de ban verbroken. Hij spuugt het bruine vocht terug in de kop en doet een greep in het plastic bakje met kauwgum. De frisse pepermuntsmaak laat zijn speeksel toeschieten. Alsof zijn mond in opperst genot klaarkomt.

Hij buigt zich weer naar het scherm en vergroot de foto. De bruine ogen komen op hem af. Haar mond verdwijnt van het scherm. De rode lippen, waarover een aanmatigend trekje hangt, zijn nu niet meer bepalend. Alleen de ogen blijven over. Er ligt iets in verborgen dat hem intrigeert. Iets mysterieus. Een geheim? Is dat de reden waarom hij zich niet van haar los kan maken? Waarom hij zoveel mogelijk over haar te weten wil komen? Is zij een van de BN’ers die gechanteerd worden? Maar waarmee dan?

Hij draait van zijn scherm af en staat op. Zijn rechterschouder verraadt de lange computertijd in een gespannen houding. De vele klikken met zijn muis. Hij draait zijn schouders, strekt zijn armen boven zijn hoofd en loopt door zijn kamer die vol staat met kringloopmeubels, allemaal opgelapt door een nieuwe lik verf of een simpele lap stof. Zijn verdiende geld gaat rechtstreeks naar betere apparatuur of naar zijn spaarrekening voor die felbegeerde eigen studio.

Vanaf zijn vijftiende heeft hij geweigerd ooit nog een voet binnen een school te zetten. Er draaiden een stel pestkoppen om hem heen die hij maar niet kwijt kon raken. Vriendelijk vragen, hen negeren, of zijn vuisten gebruiken, niets hielp. Ze bleven aan hem plakken. Hij had er zo genoeg van, en niemand leek het te zien. Spijbelen was de enige optie om ze kwijt te raken en sindsdien heeft hij op straat gezworven.

Daar zag hij dingen die hem verbaasden. Hij vroeg zich af waarom niemand optrad tegen de slinkse handeltjes van jongens van de straat. Of tegen de opgedirkte wijven die, met de nuffige neus in de lucht, mensen behandelden alsof ze minder waren dan de hondenstront die hun keffertjes produceerden. Zelfs de mannen die met een lekker jong ding aan de arm een hotel binnenliepen, werd geen strobreed in de weg gelegd. Hij zag het allemaal en niemand die er iets van zei. Net als ze hem altijd maar aan zijn lot overlieten. Het bleek mooi werk om dat soort zaken vast te leggen en sfeerbeelden van het straatleven te maken. Bovendien was er interesse voor. Redacties wilden zelfs betalen voor zijn foto’s. Hij probeerde mooie composities te maken, speelde met licht en scherptediepte om een speciale sfeer op te wekken. Kocht een prachtig lichtsterke telelens om ongemerkt portretten te maken. Dat waren de mooiste foto’s. Hij kreeg de smaak te pakken van het heimelijk fotograferen. Niet geposeerd. Natuurlijk. In hun eigen territorium.

Pas nadat hij een paar foto’s van een bekende Nederlander had aangeboden, kreeg hij opdrachten. Hij merkte dat hij mensen moeiteloos kon bestuderen. Ze vertoonden soms bedenkelijk gedrag, maar waren nonchalant in het verbergen daarvan. Vanaf die tijd ging hij nergens meer heen zonder camera. Hij kreeg naamsbekendheid en werd in bepaalde kringen zelfs berucht. Hij was een paparazzo tegen wil en dank en het ging hem goed af.

Privé liep het minder lekker. Cynthia bleef maar zeuren over nieuwe meubels, kekke gordijnen of onzinnige frutsels. Onvoorstelbaar dat vrouwen zoveel geld uitgeven aan rotzooi. Maar wat hem het meeste dwars zat was haar eindeloze gezeur. Hij moest dit. Hij moest dat. Op zijn werk moest hij de hele dag al dingen die hem niet aanstonden en als hij thuiskwam begon zíj nog een keer. Sinds een maand of twee is hij weer alleen en dat bevalt hem prima. Maar na die eerste rust, mist hij haar toch een beetje. Pas als hij goed nadenkt, weet hij dat hij alleen maar een vrouw mist.

Hij loopt naar het raam. Beneden ligt het park met de kleine speelplaats verstopt in de nachtelijke duisternis. Het donker geeft zijn geheimen maar moeilijk prijs. Net als Femke. Hij wil meer over haar te weten komen, maar tegelijkertijd wil hij stoppen met graven. Zijn eigen gedrag begint hem tegen te staan. Het is alsof hij zichzelf is kwijtgeraakt. Femkes reactie maakte hem duidelijk dat hij te ver afgedwaald is. Op haar gezicht waren emoties af te lezen die hij niet eerder gezien had. Gekwetstheid, verdriet en machteloosheid. Als een klein kind dat continu gepest wordt en zich groot wil houden voor haar belagers. Daar raakte ze hem mee. Was hij zo diep gezonken? Er knapte iets in hem. Hij wilde haar beschermen. Helpen.

Nooit eerder heeft hij zijn geduldig verzamelde foto’s gedelete. Foto’s zijn toch zijn brood en niemand gooit zijn brood ongegeten weg. Tot die middag. Zijn honger was in één klap verdwenen. Maar waarom reageerde Femke zo furieus? Zo beladen waren de foto’s niet. Er moet meer achterzitten. Heeft Tim gelijk met zijn vermoeden?

Urenlang heeft hij haar foto’s bekeken. Het voedt de aantrekkingskracht die ze op hem uitoefent. Of is het zijn groeiende schuldgevoel over de dood van de rechter. De man is toch weggevlucht voor hém. Voor zíjn camera. Het is niet meer terug te draaien, maar sindsdien voelt hij zich toch enigszins verantwoordelijk voor haar verdriet.

Damien loopt terug naar zijn bureau. Zijn screensaver toont een diashow van zijn laatste folder. Terwijl zijn kaken de kauwgum als een antistresspoppetje in en uitdeuken, ziet hij Femke steeds weer op zijn scherm verschijnen. Er zweemt een onrust in zijn lijf waar hij de aanleiding niet van begrijpt. Het moet met deze foto’s te maken hebben. Iets dat hem onbewust is opgevallen, maar wat door het beeld van Femke is overtroefd. Dat moet hij zien te ontdekken.

23

‘Ging je voorstelling goed?’ Ron schuift de chocolaatjes in haar richting.

Femke zit in zijn smaakvol ingerichte woonkamer. De limekleurige wanden zijn opgefleurd door kleurige wandkleden die Ron tijdens zijn verre reizen heeft meegenomen. Groene planten filteren het licht dat vanaf de straatkant de kamer binnenvalt. Alles straalt de gemoedelijkheid uit waarmee Ron zich omringt.

‘Het is wel eens beter gegaan. Ik ben wat zinnen vergeten en ik heb twee keer hetzelfde couplet gezongen.’

Ron schiet in de lach. ‘Zou het publiek dat in de gaten hebben gehad?’

‘Geen idee. Daar gaat het ook niet om. Het was gewoon waardeloos dat ik niet lekker in mijn rol zat.’

‘Je hebt nogal wat aan je hoofd gehad.’

Femke merkt dat Ron haar slechte prestatie probeert te vergoelijken. Net als haar collega’s dat na afloop deden. Geen excuus. Ze weet dat ze beter kan en dus wil ze dat elke avond weer laten zien. Scènes kunnen niet overgedaan worden, zoals in een film, het moet in één keer goed. Het publiek verdient een mooie show.

Ze pakt een chocolaatje van het schoteltje. Ze is er sinds vandaag achter dat Ron ook een liefhebber is.

‘Ik heb gister in Delft een heftige confrontatie gehad met een fotograaf. Die kerel achtervolgt me al een tijdje,’ zegt ze in een opwelling.

‘De fotograaf van dat vage blad?’

‘Ja, hij blijft maar foto’s schieten. Schrijft daarbij dingen die gewoon niet kloppen.’ Ze vertelt hem precies wat er in Delft gebeurd is. Rons uitdrukking verandert van verbazing in plezier.

‘Prachtig, Femke. Goed gedaan!’ Hij speelt met zijn zilveren oorringetje. ‘Waarom was je eigenlijk in Delft?’

De vraag hangt tussen hen in.

‘Er is meer aan de hand dan je vertelt, hè? De bedreigingen. De dood van Joop. En dan toch geen politie?’ vraagt Ron zacht.

Femke knikt. Ze aarzelt. Haar geheim wordt te zwaar voor haar alleen. Nu ze in Delft niet verder is gekomen is het risico dat ze ook haar kind kwijtraakt levensgroot aanwezig. Ze moet iemand in vertrouwen gaan nemen.

‘Ik heb in de mailbox van Björn een adres gevonden.’

‘In zijn webmail?’

Ze knikt.

‘Je bent dus zelf op onderzoek gegaan,’ concludeert Ron direct.

Ze knikt. ‘Ik kan echt niet naar de politie, dan kom ik pas echt in de problemen. Maar ik ben zo bang dat ik te laat ben.’ Dan begint ze te vertellen.

==

‘Een baby. Jeetje, wat fantastisch.’ Een brede glimlach verwarmt het gezicht van Ron. Hij hangt nu onderuit in zijn bank. Even lijkt het alsof Björn weer tegenover haar zit tijdens een van de vele gesprekken over de voors en tegens van draagmoederschap die ze hebben gevoerd. Hun wensen en dromen belichtend tot ze er zeker van waren dat dit hun enige mogelijkheid was.

‘Het is de enige kans die we hebben… hadden om een kind van ons samen te krijgen. Ik heb altijd kinderen gewild, maar ik dacht dat ik nog voldoende tijd had. Een paar jaar geleden ben ik nogal ziek geweest, mijn baarmoeder moest weggehaald worden. Opeens was het onmogelijk geworden.’

‘Hoe zijn jullie in contact gekomen met een draagmoeder?’ Het klinkt gretig.

Hier weifelt Femke toch nog even. ‘Björn heeft het allemaal geregeld via internet. Daarna heeft hij een afspraak gehad met een bemiddelaar, dat moet dus in Delft geweest zijn.’ Ze wil zich toch enigszins op de vlakte houden en alleen de meest noodzakelijke feiten delen. Nu het onder woorden gebracht is, klinkt het allemaal zeer ongeloofwaardig.

‘Maar die baby is dus wel jullie biologische kind?’

‘Ja, het is echt een kind van mij en Björn. Via ivf zijn verschillende embryo’s gemaakt.’

‘En die zijn teruggeplaatst in jullie draagmoeder.’

Femke knikt.

‘Maar dat moet wel onder gecontroleerde omstandigheden gebeuren.’

‘We zijn in een ziekenhuis geweest. Heimelijk en op stille tijden.’ Meer wil ze hem niet zeggen. Hij kent de ziekenhuiswereld en ze wil niet dat hij ook in de problemen komt. Het was een zware behandeling, en de arts die haar behandelde was vooral zwijgzaam. Vragen stellen had geen zin. Hij was slechts ingehuurd en had geen antwoorden. Ze had de pijn en het ongemak er echter graag voor over. Eindelijk toch een baby.

De tranen zijn er zomaar. Ergens groeit een kind van haar en Björn, en het besef dat hij zijn eigen kind nooit zal kunnen zien is bijna onverdraaglijk.

‘Laat die tranen maar even komen.’ Ron schuift naar haar toe. ‘Ken je die draagmoeder?’

Ze schudt haar hoofd. ‘Niet persoonlijk. Ik heb alleen een foto.’

‘Naam, adres?’ Rons stem is zakelijk.

Het voelt opeens niet goed meer. Femke heeft spijt dat ze het heeft opgebiecht.

‘Agnes, meer weet ik niet.’

‘Is de bemiddeling geregeld door een grote internationale organisatie?’

‘Volgens Björn was het een soort eenmansbedrijfje. Juist daarom durfde hij het aan. Hij moest er niet aan denken in een maffiacircus te belanden.’

‘En je hebt geen contactgegevens?’

‘Ik heb een e-mailadres van de draagmoeder. Ze heeft al die tijd geschreven hoe het met haar gaat.’

‘Ja, vast. Femke, doe niet zo naïef! Kijk eens wat er gebeurd is. Dit is duidelijk een criminele organisatie. Die laten die vrouwen heus niet mailen.’

Haar prachtige droom wordt door Ron vakkundig afgebroken.

‘Ik moet onze baby zien te vinden, Ron. Het is het enige dat ik nog van Björn heb. Ik moet op zoek gaan, dat begrijp je toch wel?’

‘Heftig, hoor. Nu begin ik te begrijpen waar die telefoontjes vandaan komen, die bemiddelaar wil zeker steeds meer geld zien.’

Ze veegt de tranen weg. ‘Dat is direct het grootste probleem, ik ben laatst bij de notaris geweest en die heeft me exact verteld dat ik er financieel niet best voor sta. Ik heb er nooit over nagedacht dat Björn…’ Haar stem stokt.

‘Niemand is bezig met de dood. En de meeste mensen hebben niets geregeld.’

‘Ik kan het gevraagde bedrag niet betalen,’ zucht ze.

‘Dat geld is volgens mij niet het hoofdprobleem.’

‘Maar wel noodzakelijk. Als ik geen geld laat zien, krijg ik onze baby niet. Ik moet die lui spreken. Ik heb geen idee hoeveel Björn al betaald heeft. Er moeten contracten zijn, maar…’

‘Heb je die thuis liggen?’ onderbreekt hij haar.

‘Dat weet ik dus niet. Ik heb alles doorzocht, maar niets kunnen vinden. Björn wist alles en nu hij dood is, heb ik dus geen idee wat er afgesproken is. Nu eisen ze een bedrag dat ik niet kan ophoesten. Al ons spaargeld blijkt verdwenen.’

‘Ze gaan er vanuit dat je wel zult betalen, want ze beseffen ook wel dat je alles doet voor je eigen kind.’ Ron kijkt voor zich uit. ‘Dus daarom was je in Delft.’

‘Ja, in een van Björns mails stond het adres, maar daar ging het mis. Die fotograaf…’

‘Daarom werd je dus woest.’

‘Natuurlijk! Nu weet ik nog niets. Het kantoor was gesloten. Niemand deed open.’

‘Nee, logisch. Die lui hadden al lang in de gaten dat je gevolgd werd. Een stalkende paparazzo is niet echt aantrekkelijk voor zo’n organisatie. Ze zitten niet te wachten op media-aandacht.’

Even is Femke sprakeloos. Hoe weet hij dat dit exact de reden is die ze in de sms hebben genoemd?

‘Zijn zij ook verantwoordelijk voor Joops dood?’ vraagt Ron verder.

Ze diept haar mobieltje op uit haar tas en laat hem nu het bericht lezen. Het gezicht van Ron staat bloedserieus.

‘Die vuile dierenmishandelaar.’ Zijn stem klinkt lager dan anders. ‘Je hebt echt een groot probleem. Die lui zullen je niet loslaten, ze zullen steeds om meer vragen. Is dat het allemaal waard?’

‘Ik zou mijn leven geven voor mijn kind.’ Pas als ze het zegt dringt de betekenis tot haar door.

Ron reageert niet meteen.

‘Ze vragen geld,’ zegt hij ten slotte. ‘En ze denken dat jij weet waar je het af moet leveren.’

‘Ja, maar ik heb geen idee. Hoe moet ik nu verder? Als ik niets doe ben ik mijn kind kwijt.’ Het lucht op dat ze er eindelijk over kan praten. Alsof ze er niet meer alleen voor staat. Toch voelt het heel dubbel.

Ron zwijgt en strijkt over zijn ringbaardje. Femke wacht af. Het verbaast haar dat de man tegenover haar in korte tijd een vriend is geworden.

‘Een baby,’ hoort ze hem dan zuchten. Pas op dat moment realiseert ze zich dat homo’s eigenlijk altijd met hetzelfde verdriet geconfronteerd worden. Geen mogelijkheid om een kind te dragen.

‘Zou jij eigenlijk ook…?’ Heel voorzichtig probeert ze haar vraag te formuleren.

‘Een kind, Femke? Bijna iedereen wil graag een kind. Het lijkt iets heel normaals. Het gebeurt gewoon. Nou, dat is voor homo’s dus ook niet zo vanzelfsprekend. Adoptie is de enige optie.’

‘Adoptie duurt jaren. Die wachtlijst is gigantisch.’

‘Bovendien moet ik dan eerst nog een lekkere vent scoren.’ Hij schiet in de lach.

‘Dat gaat je vast lukken, Ron.’

‘Ja, vast wel, maar eerst jij.’

‘Ik moet tijd zien te kopen. Als ik meer tijd heb kan ik misschien zélf mijn kind terugvinden. Misschien kan ik op mijn werk een voorschot vragen of zo.’

‘Die vent heeft toch Björns mobiel? Stuur hem een sms’je en vraag om uitstel. Dat geeft je alvast tijd. Daarna zien we wel verder.’

==

Weer in haar eigen huis, vindt Femke geen rust. Ze loopt door haar kamer en overdenkt het gesprek. Haar baby is in handen van misdadigers die steeds agressiever worden. Ze deinzen echt nergens voor terug. Is haar kindje wel veilig? Of zullen ze ook niet twijfelen om de baby iets aan te doen.

Steeds weer komt ze uit op dezelfde conclusie: ze moet voorlopig aan hun eisen voldoen. Het gaat hen niet om de baby, maar om het geld. Ze moet betalen, op die manier zullen ze zich aan de afspraken houden en de baby leveren. Die lui trekken aan de touwtjes en ze zal als een marionet die commando’s moeten opvolgen om niet losgesneden te worden van haar kind. Het enige kind dat ze ooit zal hebben van Björn, hun eigen vlees en bloed dat ergens in een vreemde vrouwenbuik groeit. Ze wil de baby in haar armen houden en omringen met alle moederliefde die ze in zich heeft. Die acht maanden hebben al veel te lang geduurd.

Björn vertrouwde de organisatie steeds minder. Achteraf terecht! Hij zei zelfs dat hij in de gaten had gekregen hoe ze werkten. Wat wist hij? En hoe wilde hij dat gebruiken? Wist ze dat maar, dan kon ze zich laten leiden door zijn gedachtegang, alsof hij haar nog steeds steunt.

Ze beseft dat er maar één optie is: ze heeft uitstel nodig. In de tussentijd kan ze een voorschot vragen aan haar producent.

Haar mobiele telefoon ligt op de eettafel. Ze typt een boodschap in, kort en vooral duidelijk. Uitstel nodig. Als ze het nummer selecteert aarzelt ze. Een verzoek aan Björn sturen is zo tegennatuurlijk. Alsof ze een lijntje naar boven heeft en hem kan contacten via de moderne snufjes van de draadloze communicatie. Waanzin. En al helemaal met dit verzoek.

Dan drukt ze resoluut op ‘versturen’ en haar boodschap is onderweg naar de telefoon die tijdenlang een contactmogelijkheid was tussen haar en Björn.

24

Het is al drie dagen geleden dat Kasia van het eiland is weggegaan en sindsdien wordt er in het klooster nauwelijks een woord gewisseld. De meeste meisjes sluiten zich vrijwillig op in hun kamer. Zelfs Maria is stug en afstandelijk. De enige die volkomen in zijn element is, is Andrzej. Na de ruzie met Maria is hij met een lading flessen teruggekeerd in het klooster alsof hij een groot feest wilde geven. Daarna trok hij zich in zijn eentje terug in zijn domein. Sindsdien heeft nog niemand een aanvaring met hem gehad.

Agnieszka zit naast Ania in de eetkeuken. Sinds een paar uur is Ania in zichzelf gekeerd.

‘Gaat het wel?’

‘Hmm,’ humt Ania bevestigend. ‘Ik denk dat ik weeën heb.’

Het verrast Agnieszka niet.

‘Ben je bang?’

‘Nee, ik ben blij dat het erop zit,’ steunt Ania. ‘Ik wil mijn leven weer oppakken.’

Sinds Kasia verdwenen is, voelt Agnieszka zich onrustig. Het is alsof een zwarte hand haar lichaam heeft gepakt en het niet meer los heeft gelaten. Natuurlijk wist ze dat vluchten gestraft zou worden, maar nu Kasia niet meer teruggekeerd is, nemen de gedachten aan wat er is gebeurd steeds heftiger vormen aan. Wat heeft Andrzej met haar gedaan? Is ze nog in leven?

Op het moment dat ze een klein jaar geleden in een café benaderd werd, zat ze er helemaal doorheen. Ze had al weken over straat gezworven en de honger deed pijn. In haar zak had ze slechts een paar zlotys, gekregen van een voorbijganger. Nog nooit had ze iemand op straat echt aangeklampt. De blik van de man was vol walging, maar hij gaf haar muntjes. En dat betekende eten. De man in het café was de eerste persoon in lange tijd die aardig tegen haar was. Zijn verhaal over de hulp die hij bood aan kinderloze stellen deed haar wat. Bovendien werd haar een dak boven het hoofd beloofd, en elke dag voldoende te eten.

Om zijn belofte te ondersteunen bestelde hij een sandwich. Ze herinnert zich nog hoe ze die zo snel mogelijk naar binnen had geschrokt, uit angst dat het haar afgepakt zou worden. Hij benaderde haar met respect, dat heeft Pjotr nooit gedaan. Die heeft haar liefde misbruikt en haar erin geluisd. Zijn vuisten vroegen haar elke week om het geld dat ze verdiend had. Ze was niet sterk genoeg om ‘nee’ te zeggen. Het zou allemaal beter worden als ze eenmaal genoeg geld hadden om een eigen huis te kopen. Dat zei hij steeds als hij niet dronken was en ze wilde hem zo graag geloven. Tot ze op een dag eerder thuiskwam. Het meisje was niet eens mooi, toch was het vooral de grijns van Pjotr die haar kapotmaakte. Het werd nog erger toen bleek dat hij schulden had gemaakt op haar naam. Vanaf dat moment was ze haar baan kwijt en was het dak boven haar hoofd verboden gebied. De straat werd haar huis waarin nooit een kachel brandde.

De man in het café bood haar een uitweg uit de koude ellende van de straat. Ze smeekte hem om haar aan te nemen, maar toen hij hoorde dat ze achtentwintig jaar was, twijfelde hij. Haar goed gevormde lichaam gaf de doorslag en hij ging akkoord. Pas op het eiland bleken de echte voorwaarden.

Die condities zijn echter nog erger dan ze ooit voor mogelijk hield. Ze heeft voorzichtig wat rondgevraagd en haar vermoeden lijkt juist. Ze heeft ontdekt dat geen van de meisjes nog banden heeft met hun familie. Ania is weggelopen van huis en werkte ’s nachts in een bakkerij. Ewa is in de prostitutie terecht gekomen, waarna haar ouders niets meer met haar te maken wilden hebben. Vast niet toevallig. Zijn ze daarop zelfs geselecteerd? Niemand die hen mist. Niemand die naar hun op zoek zal gaan. Het moet opzet zijn geweest van de Chef. Op die manier loopt hij geen risico dat de meisjes alsnog besluiten het kind te houden met steun van hun familie.

De afspraak is dat ze een fikse som geld zullen ontvangen in ruil voor een baby. Maar Agnieszka vraagt zich nu af of de Chef zich daar wel aan zal houden.

Sinds die gedachte zich in haar hoofd heeft vastgezet komen er nog ergere denkbeelden opzetten. Stel dat ze hier in een dodenklooster zitten, waarbij ze de geboorte van een kind met de dood moeten bekopen. De Chef wil natuurlijk geen risico lopen dat ze later gaan praten. En er is maar één manier om hen echt te laten zwijgen.

Is de dood in deze zwangerschapsfabriek een standaardprocedure? Dit houdt haar al de hele dag bezig.

Ze hoort een zachte kreun naast zich en beseft opeens dat Ania de volgende is die het eiland zal verlaten. Wat zal er met haar gebeuren? Kan ze misschien via haar te weten komen of haar beklemmende angst terecht is?

‘Ik zal blij zijn als het voorbij is,’ steunt Ania.

De opsluiting of de bevalling? Zou Ania zich ook zorgen maken? Opeens weet ze hoe ze het moet aanpakken.

‘Ania? Denk je dat het een meisje of een jongen wordt?’

‘Een jongen,’ zegt Ania zonder aarzelen.

‘Wil je wat voor me doen?’

‘Iets doen? Ik ben bang dat ik nu even…’

‘Ania, luister naar me.’ Agnieszka gaat dichter bij haar zitten en begint haar rug te masseren. ‘Zou je voor mij een kleine advertentie willen zetten in de krant? Een kort zinnetje waardoor ik kan zien dat het allemaal goed is gegaan. Ik wil graag weten of je inderdaad een jongen hebt gekregen.’

‘Nou, ik weet niet of…’

‘Ania, alsjeblieft! Dit is enorm belangrijk voor me. Ik wil zeker weten dat het goed is gegaan.’

Het hoofd van Ania draait met een ruk naar haar toe. ‘Goed is gegaan? Denk je dat…?’

Secondenlang kijken ze elkaar in de ogen. Begrip wordt uitgewisseld.

‘Kasia?’ Het vermoeden is duidelijk, dan draait Ania zich af en omvat haar buik met haar twee handen.

‘Beloof je het me?’ fluistert ze zacht.

Bijna onmerkbaar knikt Ania. ‘Ik zet een annonce in de krant. Het komt vast goed, dat kan toch niet anders?’

==

Als Agnieszka in de zitruimte komt, ziet ze de krant liggen. Wat een vreemde plek. Als Maria naar het dorp is geweest, legt ze hem altijd in de hal. Onraad jeukt.

Ze kijkt ernaar en is opeens alert, hoort elk geluid en ziet bijna de lucht in beweging komen. Achter haar gaat de deur open. De krakende schoenen zijn bekend. Het is Maria.

Ze kijken elkaar aan alsof twee magneten hun krachten meten. Informatie wordt uitgewisseld zonder dat er een woord wordt gesproken. Dan slaat Maria haar ogen neer en weet Agnieszka genoeg. Het moet Kasia zijn.

In een oogwenk heeft ze de krant te pakken. Op de middenpagina valt de kop haar direct op: Jonge vrouw vermoord om haar ongeboren kind. Haar ogen vliegen over de regels, maar weigeren dienst bij de laatste zin.

‘Het spijt me,’ hoort ze Maria achter zich zeggen.

‘Waarom?’ is het enige dat ze kan zeggen.

‘De baby leeft.’ Alsof dat belangrijk is.

‘Fuck die baby!’ schreeuwt Agnieszka opeens. Haar zelfbeheersing is geknapt en de woede barst naar buiten. ‘Kasia! Het gaat om Kasia!’

Ze ziet dat Maria het hoofd buigt. Ze staat tegenover haar met haar handen gevouwen, alsof ze boetedoening wil afleggen. ‘Ik had haar nooit…’

‘Waarom heeft Andrzej haar niet mee terug genomen? Waarom niet, hè? Waarom moest ze dood?’ Ze hoort het laatste woord tussen de kale bakstenen heen en weer kaatsen alsof de muren er geen raad mee weten.

‘Het is mijn schuld.’ Maria kijkt haar nu aan. De ogen triest.

‘Ze was bijna klaar hier. Het is zo gemeen!’

‘Genoeg nu, Agnieszka. Ik voel met je mee, maar je moet stil zijn. Straks…’

‘Fuck die vent! Hij heeft Kasia vermoord.’ Ze gilt met overslaande stem. In haar hoofd schieten pijnlijke steken heen en weer. Met gebalde vuisten staat ze voor de tafel. Ze voelt dat ze iets moet doen. Ze moet die afschuwelijke drang om iets te vernielen kwijtraken. Alsof ze geen zeggenschap heeft over haar handelen rammen haar vuisten op tafel. De pijn is heerlijk, maar niet voldoende. Ze grijpt een schaal waarop broodjes klaarliggen en mikt die met een enorme zwaai tegen de muur. Het porselein knalt uit elkaar.

‘Stop, Agnieszka.’ Maria grijpt haar armen en probeert haar tegen te houden.

Maar de frustratie is te sterk. Ze rukt zich los en wil een bord grijpen. Ze ziet Andrzej binnen komen rennen, maar kan niet stoppen. Tot hij haar bij haar polsen pakt.

‘Laat me los, monster!’ Ze worstelt om los te komen.

‘Kom mee, jij.’

Zijn stem wakkert haar woede alleen maar aan. Hij heeft Kasia vermoord. Ze gromt van kwaadheid bij haar pogingen om zich los te rukken. Dan wordt ze de kamer uit gesleept.

‘Andrzej! Doe voorzichtig met haar. We hebben die baby nodig,’ hoort ze Maria roepen.

De baby? En zij dan? Telt zij niet mee? Ze blijft worstelen. Wil haar vuisten stuk slaan op zijn hoofd, die gemene ogen uitkrabben en zijn armen breken. Maar hij is sterker en houdt haar met gemak in bedwang.

Als ze de kamer uitgesleept wordt, ziet ze Ania staan. Ze zwijgt, maar haar ogen zeggen genoeg. Andrzej trekt haar verder de gang in en stopt pas bij een grote nis in de gang. Hij gooit haar tegen de koude muur.

Dit is de consequentie. Het was beter geweest als ze geen verbondenheid had gevoeld met een van de anderen. Dan had niemand haar kunnen raken en had ze gewoon haar ijzeren zelfbeheersing vast kunnen houden. Nu is ze in de fout gegaan en dat levert haar straf op. Net als in het verleden. Eigen stomme schuld.

‘Zo, opstandig? Dat zal ik je wel even afleren.’ Hij heft zijn hand op.

Agnieszka draait zich weg en voelt een stekende pijn door haar schouder schieten op het moment dat de vuist neerkomt. Haar gedachten keren naar binnen waardoor zij zelf niet meer in de nis aanwezig is. Ze duwt zich tegen de muur en duikt weg tussen de voegen. Zij is het niet meer die geraakt wordt. Vanuit haar bescherming ziet ze hoe ze zich afwendt en de slagen met haar rug opvangt. Haar buik wegdraait in een automatische poging het jonge leven te beschermen. Ze kijkt neer op de man die precies weet hoe ver hij kan gaan. Het vertrokken gezicht met de haat in zijn ogen. De grijns bij elke slag, net als Pjotr.

Dan zakt de vrouw op de grond. Schaaft met de zijkant van haar gezicht langs de muur tot ze stil ligt. Agnieszka ziet dat de bijna witte wenkbrauwen in een opperste verbazing omhooggetrokken zijn. De witte tanden zichtbaar achter een gehavende mond.

De man buigt over haar heen en tilt haar op. Maria staat al bij haar kamer te wachten en samen leggen ze haar in bed. De man vertrekt meteen, maar de mollige verpleegster gaat naast haar op bed zitten. Voelt aan haar buik en strijkt de haren uit haar gezicht.

Op dat moment kruipt Agnieszka weer terug in haar lijf en zakt weg in de verlossende mist.

==

Ergens vaag op de randen van haar bewustzijn hoort ze geluiden. Bedrijvigheid vermengd met hoge kreten. Onrust die ze nog even buiten wil sluiten.

Ze zucht diep en krimpt direct in elkaar van de pijn. Elke beweging doet zeer. Langzaam komt het terug. Ze herinnert zich de regen aan slagen. Maar de echte pijn welt pas op als het bericht in de krant weer voor haar geestesoog verschijnt. Kasia is vermoord. Ze weet bijna zeker dat Andrzej het op zijn geweten heeft en dat idee wordt nog versterkt door de manier waarop hij haar mishandeld heeft. Alleen een echte schoft slaat een zwangere vrouw.

Ze hoort iemand binnenkomen.

‘Agnieszka? Ben je wakker?’ De stem van Maria.

Met veel moeite probeert ze haar ogen te openen. Haar oogleden kleven, alsof ze elkaar niet los willen laten. Ze humt zacht ter bevestiging.

‘Ania vertrekt zo naar het ziekenhuis.’

De boodschap komt over. Agnieszka schraapt haar keel. ‘Komt de baby?’

‘Ja, ik dacht dat je nog wel even afscheid wilde nemen.’

De zin heeft opeens een sinistere betekenis.

‘Ze ligt al op de stretcher. Kom, ik zal je even overeind helpen. De rolstoel staat al voor je klaar.’

De sterke handen van de verpleegster pakken haar schouders beet. Een scherpe steek schiet door haar lijf en een kreet ontsnapt.

‘Sorry, wil je liever blijven liggen?’

‘Nee, ik moet naar haar toe.’

‘Het lukt vast wel.’

Haar spieren protesteren en de beurse plekken branden. In haar hoofd bonkt de pijn in het ritme van haar hart. Ze zet haar tanden op elkaar, en duwt zich overeind. Een paar martelende seconden later zit ze in de rolstoel.

‘Goed gedaan, meid. Je bent een taaie.’

Maria duwt haar door de gang. Aan het eind in de hal staat de stretcher al klaar. Ania glimlacht dapper als ze haar ziet aankomen.

‘Wat fijn dat ik je nog even zie. Het is zover.’

‘Ja.’

‘Ik ben blij dat ik je heb leren kennen. Neem je contact op als jij hier ook uit…’ Een schichtige blik opzij. ‘…als jij ook bevallen bent?’

Agnieszka knikt. ‘Denk aan je belofte,’ fluistert ze in haar oor.

Ania knipoogt en steekt daarna haar hand op ter afscheid.

‘Ik moet met Ania mee,’ zegt Maria.

Agnieszka knikt. Pas als ze Andrzej op haar af ziet komen beseft ze wat ze hiermee bedoelt. Met een ferme ruk wordt haar rolstoel gedraaid.

‘Wacht.’

Andrzej stopt.

‘Ik wil lopen.’

Al zou de pijn haar lichaam overnemen dan nog zou er geen kreet over haar lippen komen. Ze steekt haar kin omhoog en staat op uit de stoel. Een glimlach prijkt trots op haar gezicht. Nooit zal ze haar zwakheid tonen tegenover deze ploert.

Zodra ze staat en ze haar spieren onder controle heeft, draait ze zich om naar Ania. Terwijl ze de bewaker volledig negeert zwaait ze haar na zolang ze kan. Daarna loopt ze met opgeheven hoofd terug naar haar kamer. Ze voelt zijn ogen in haar rug prikken, maar het zijn speldenprikjes vergeleken met het geweld aan pijn dat hij veroorzaakt heeft. Kasia, arme Kasia. Zal alles goed gaan met Ania? Zij is de eerste van het stel die weer teruggaat naar de buitenwereld, waarbij ze haar kind af zal geven. Ze zal uitkijken naar de krant. Pas als ze een bericht van Ania ziet mag ze de blijdschap om haar vrijheid toelaten.

Eindelijk ligt ze weer op haar bed. Zodra haar spieren ontspannen wordt de pijn draaglijk. Ze staart naar het plafond. Het spinnenweb in de hoek van de kamer is gegroeid in de laatste weken. Losse draden bewegen in de luchtstromen. Door het smalle bovenraampje gluurt zacht licht naar binnen. Ze is al een paar dagen niet buiten geweest. Niet in staat de bewaker onder ogen te komen. Maar op dat moment besluit ze dat ze weer zal gaan. Dat kan hij haar niet beletten. Ze heeft buitenlucht nodig en het uitzicht over de baai. Nu ze Ania heeft zien vertrekken lijkt het allemaal dichterbij te komen. Het is dus mogelijk, denkt ze. Ze moet vertrouwen houden. En wachten op de krant.

25

De steen aan de baai is nat. Een miezerige regen trekt een sluier over het meer. Er ontstaan kleine stipjes op het water waar de druppels het oppervlak raken, waarna de uitwaaierende cirkels uiteindelijk verbroken worden door een nieuwe druppel.

Agnieszka is met opgeheven hoofd langs Andrzej gelopen, geen acht slaand op zijn duidelijk hoorbare gegrom. Het feit dat hij het heeft geaccepteerd en haar gedwee naar buiten volgt, voelt als een overwinning. Terugslaan zonder geweld.

Het is vroeger dan anders. De lucht wordt pas net aan de horizon opgelicht. Het is een uiterste rand van het daglicht waar de rust volledig is en zichtbaarheid minimaal. Haar pijn is in de afgelopen dagen minder geworden, hoewel het kind heftig heeft gereageerd. Beentjes bewerkten met kracht haar blaas. Ania heeft een gezonde zoon, vertelde Maria. Dat was alles. Agnieszka heeft verder geen vragen gesteld. Alleen Ewa heeft geïnformeerd, ook ongedurig geworden. Maar zelfs op de steeds herhaalde vragen kwam geen antwoord. Maria zweeg.

Elke dag heeft ze de krant gespeld, elke advertentie bekeken, maar nergens een tekst die van Ania zou kunnen zijn. De angst dat er iets met Ania gebeurd is, wordt met de dag groter. Ze heeft nog steeds hoop dat het allemaal goed is met haar, dat ze haar beloofde geld heeft gekregen en ze nu bezig is om haar dromen waar te maken.

Misschien is Ania zo verzwakt door de bevalling dat ze geen mogelijkheid heeft gehad om naar de krant te gaan? Of is ze haar belofte vergeten?

Agnieszka kan het bijna niet geloven dat mensen in staat zijn om te moorden. Maar getuigen van het verborgen klooster op het eiland zijn vast ongewenst. Zal hun leven dan echt eindigen na de geboorte van andermans wens?

Ze staart over het water en zuigt de frisse lucht diep in haar longen. Een stel eenden zwemt langs de kant, al slalommend tussen de droge rietstengels. Af en toe knabbelen ze met hun snavels in de bodem, op zoek naar iets eetbaars. De woerd zwemt volgzaam achter het bruin gekleurde vrouwtje aan, samen op pad om eten te vinden. Veel eenden zijn hun leven lang trouw aan elkaar. Vogels vragen zich niet af of ze voorgelogen worden.

Een beentje trapt tegen haar blaas. Het kind worstelt met een steeds kleiner wordende ruimte, voelt zich wellicht benauwd en wil eruit. Ze moet echter nog een paar weken. En het kind ook. Hun levens zijn verbonden. Ze zijn tot elkaar veroordeeld tot aan de geboorte, dan komt het kind vrij. En zij hopelijk ook.

Deze realisatie van hun versponnen levens geeft haar een nieuwe impuls om te vechten. Ze wil niet meer afgesloten zijn van de wereld. Ook zij wil schoppen tegen haar beperkingen, de tralies doormidden trappen. Ze wil zelf kiezen wat ze wil doen en waarheen ze wil gaan. Het enige dat haar hier vasthoudt, is het geld dat ze krijgt als ze doet wat van haar verwacht wordt: een kind leveren. Maar nu haar geloof op een goede afloop met de dag vermindert, vraagt ze zich af of ze wel goed bezig is. Kan ze haar energie niet beter stoppen in een ontsnappingsplan? Hoeveel zekerheid biedt de belofte van een crimineel?

Opeens is ze zich bewust van de blik van Andrzej die ergens achter haar zit en haar in de gaten houdt. Hij is slechts de domme kracht die de vuile klusjes opknapt. Hij voert opdrachten uit zonder zijn geweten te raadplegen. Deze tanige oude vent heeft te weinig intellect om bij te dragen aan de organisatie van deze babyfabriek. Nee, hij is slechts de knecht van de Chef. Hij moet de vrouwen in de gaten houden en zorgen dat ze niet de benen nemen. Zo simpel is het. De Chef is de grote baas en heeft alle touwtjes in handen. Hij regeert over leven en dood.

In de verte begint het lichter te worden nu de regen is gestopt. De eenden zwemmen het meer op en zijn al snel niet meer te zien. Op dat moment staat het haar helder voor ogen wat ze moet doen. Ze gaat ontsnappen. Ze zal afwachten tot de nevel haar onzichtbaar maakt en zorgen dat ze haar vleugels uitslaat. Net als de vogels.

26

Geld is prioriteit nummer één, dat is wel duidelijk. En snelheid is geboden. Het was fijn dat ze direct bij Maarten terecht kon. Haar gesprek is echter uitgemond in een complete ramp. In plaats van meer geld is haar inkomen gehalveerd. Ontevreden over haar concentratie, heeft Maarten het aantal voorstellingen teruggebracht naar twee per week, de rest neemt Beatrice over. Waarom heeft ze niet geprotesteerd, gehuild of zelfs gesmeekt? Maar ze was zo overdonderd dat ze zich gewoon omgedraaid heeft en is weggelopen.

Ze is echter nog niet verslagen. Bedelen is niets voor haar, nu kan ze niet anders. Een telefoontje naar Shaundra was de volgende stap. Haar echtgenoot is toch welvarend? Kan die haar misschien helpen? De enige moeilijkheid is dat ze de ware reden niet kan vertellen.

Nu is ze onderweg naar het Grand Café. De zon schijnt, maar het valt Femke nauwelijks op. Ze is woedend op zichzelf. Ze heeft Maarten gewoon over zich heen laten walsen. Zo trots als ze was op haar transformatie tot sterke Femke, zo kwaad is ze nu.

Femke ruikt een zoete parfum als de journaliste haar met een omhelzing begroet. ‘Fijn dat je direct tijd voor me hebt, Shaundra.’

‘Voor een vriendin maak ik tijd,’ geeft de journaliste aan. Haar haren zijn vastgezet met een knalblauwe speld. Het geheel schommelt terwijl ze zich naar Femke toebuigt. ‘Ik had toevallig in de stad afgesproken met mijn man.’

Femke laat zich in de zachte kussens van een fauteuil vallen. Er staat direct een jonge ober naast hen die de bestelling opneemt en zich daarna discreet terugtrekt.

‘Pff, die schoenen killen me.’ Shaundra bukt zich en maakt het smalle bandje van haar hooggehakte schoenen los. ‘Ik zal er nooit aan wennen.’

‘Maar waarom doe je ze dan aan?’

‘Mijn man houdt van vrouwelijke vrouwen, liefst met een zo hoog mogelijke hak. En natuurlijk van die knellende panty’s. Dus nu hij in Nederland is, doe ik mijn best er goed uit te zien.’

‘Wat doet hij eigenlijk voor werk?’

‘Hij is zakenman. Hij heeft allerlei bedrijfjes in Frankrijk, Engeland en de Oostbloklanden, eigenlijk in heel Europa, en dat levert behoorlijk wat geld op. Hij heeft zoveel contacten vooral omdat hij veel talen beheerst, waardoor hij zelf met alle lagen in contact komt. Er zit niet een afstandscheppende tolk tussen. Die persoonlijke insteek werkt.’

‘Persoonlijk contact werkt altijd,’ beaamt Femke.

‘Dat zie je bij ons ook.’ Een brede glimlach. ‘Maar vertel eens, je ziet eruit alsof je een borrel nodig hebt in plaats van die koffie.’

‘Het zit me een beetje tegen. Ik heb net gehoord dat ik nog maar twee keer per week mag optreden.’

‘Waarom dat dan?’

‘Hij kiest voor de beste actrice voor zijn show, en op dit moment is dat Beatrice.’

‘Wat een gevoelloze pummel. Hij geeft je geen eerlijke kans. Ik vind het behoorlijk hard dat hij je zo snel afwijst.’

De hardgrondigheid waarmee Shaundra het zegt doet Femke goed. ‘Hoe dan ook, ik zit er mooi mee.’

‘Kop op, Femke. Hoelang kennen we elkaar al?’

‘Zo’n twee jaar, hoezo?’

‘Al die tijd heb je me laten zien dat je een vechter bent. Bovendien ben je nu een gewild musicalactrice. Jij komt er wel. Jij hebt die Maarten helemaal niet nodig. Ik heb het idee dat je erg goed in de markt ligt, dus die aanbiedingen komen heus wel. Je zult het zien.’

Femke kijkt naar de cappuccino extra large die voor haar neergezet wordt. Shaundra heeft gelijk, ze heeft meer behoefte aan een borrel, maar dat heeft ze zichzelf altijd ontzegd. Opeens benauwt haar strikte leven haar. Zingen, trainen, dansen, gezond eten, geen alcohol en niet te laat naar bed. Haar lichaam vertroetelen en tegelijkertijd afbeulen. Elke dag oefeningen om goed bij stem te blijven. Regels, regels en nog eens regels. Ze weet niet of ze dat kan volhouden nu de regelmaat sowieso uit haar leven is verdwenen. Hoe kan ze de musical met al zijn verplichtingen nog op de eerste plaats zetten als ze haar zo laten stikken. Er is nu maar één ding belangrijk in haar leven.

Femke neemt een slok koffie. ‘Als jij me niet geholpen had met al die interviews, had ik deze rol nooit gekregen.’

‘Misschien nu nog niet, maar talent laat zich niet ontkennen, je doorbraak was hooguit iets later gekomen. Gun jezelf nu gewoon wat tijd.’

‘Ik wou dat ik tijd had.’

‘Wat bedoel je?’

Ondanks hun goede contact vindt Femke het niet eenvoudig om haar geldproblemen naar voren te brengen. Ook al heeft ze vierentwintig uur uitstel gekregen, het bedrag is hierdoor verhoogd tot achtduizend euro. Een onmogelijk bedrag, tenzij…

‘Shaundra, ik wil je een gunst vragen,’ begint ze. Ze gooit de rest van de koffie in één keer achterover voor ze verdergaat. ‘Ik heb geld nodig.’

‘Heeft Björn je dan niet goed verzorgd achtergelaten?’

‘Jawel,’ antwoordt ze veel te snel. De neiging om Björn te verdedigen is groot. ‘Maar het zit nogal tegen.’

Shaundra schuift naar haar toe. ‘Je mag best toegeven dat het financieel moeilijk is, daarmee maak je Björn niet zwart. Ik weet hoe hard het leven kan zijn.’

‘Kun jij mij misschien tijdelijk wat lenen?’ Femke blijft het moeilijk vinden.

‘Ik heb een beter idee. Ik zal mijn contacten eens benaderen of ze een lucratieve opdracht voor je hebben. Daarnaast kan mijn man misschien wel wat regelen. Als het goed is komt hij zometeen…’

‘Dag dames, ik hoop dat ik op tijd ben?’ Voor hun tafeltje staat een charmante man, netjes in pak, de jas over zijn arm. Zijn leeftijd is moeilijk in te schatten. Hij heeft een nog gave huid en er is geen grijze haar te bekennen.

‘Ha lieverd, je komt precies op het goede moment.’ Shaundra staat op en geeft hem een zoen op zijn wang. ‘Femke, mag ik je voorstellen, mijn man Sjef.’

‘Ik ben Femke van Dam.’

‘Leuk je te ontmoeten.’ Hij kijkt haar met ongeveinsde bewondering aan.

Shaundra legt hem uit waar ze het over hadden.

‘Femke kan wel wat nevenverdiensten gebruiken. Ken jij niet iemand die…’

Femke ziet dat er zowel trots als respect in de blik verborgen ligt waarmee Shaundra naar haar echtgenoot kijkt. Wat een bijzonder koppel.

‘Ik zal eens rondvragen. Er zijn altijd nieuwe gezichten nodig in de reclamebusiness. Dat verdient goed, zeker nu je een bekende naam hebt.’

27

De zon schijnt en de temperatuur loopt al lekker op. Damien geniet van de zon die zijn huid verwarmt. Het is druk rondom het café dat Femke uitgekozen heeft. Jammer dat ze binnen is gaan zitten. Het observeren van mensen heeft hij nooit vervelend gevonden. Vaak bedenkt hij een verhaal bij de personen die hij ziet. Welk werk ze doen of tot welke politieke partij ze behoren; hobby’s die afwijkend kunnen zijn van hun uiterlijk. Bijvoorbeeld over de twee studentes, die langslopen met een rugzak vol boeken. Of de zakenman, die nu met een jas over zijn arm uit het café komt. Stress heeft een overduidelijke hap uit zijn haardos genomen.

Hij kijkt op als hij stemmen hoort. De heldere stem die hem al zo bekend is, wordt onderbroken door het stemgeluid van de oudere journaliste. Het opgepoetste uiterlijk van dat nieuwsmens is één en al vrouwelijk vertoon. Goedbeschouwd blijft het een vreemde vriendschap tussen die twee vrouwen.

Damien trekt zich iets terug in de schaduw. Hij is zonder camera op pad gegaan, noodzakelijk om Femke niet direct af te schrikken. Door het bestuderen van zijn foto’s heeft hij aanwijzingen gekregen dat Femke in de problemen zit. Bepaalde figuren in haar omgeving zijn niet brandschoon. Hij wil haar waarschuwen.

‘Het wordt nu eindelijk voorjaar,’ hoort hij Femke zuchten. Alleen haar stem al prikkelt hem meer dan hij zou willen.

‘Voorjaar geeft altijd nieuwe kansen. Ik hoop dat ze ook voor jou komen. Ik zal het voorstel bij Sjef warm houden.’

‘Ik waardeer het heel erg…’ De rest van de zin valt weg in het geluid van een passant die met een mobieltje aan zijn oor de omringende wereld zo nodig wil laten weten hoe dronken hij de vorige avond was.

Shaundra komt zijn kant op. Shit. Hij haalt zijn pakje kauwgum tevoorschijn en drukt een nieuw stukje uit de strip. Zijn zonnebril geeft hem net dat extra gevoel van afstand.

‘Zo, Damien. Ook hier?’ Ze kijkt hem wantrouwig aan. ‘Aan het werk?’

‘Dag, Shaundra. Ik kan datzelfde aan jou vragen.’ Hij lacht haar vrijmoedig toe.

‘Ik heb gezien wat je allemaal gepresteerd hebt. Niet iets om trots op te zijn, lijkt me.’ Ze werpt een blik naar achteren. ‘Laat haar met rust. Ze heeft genoeg voor de kiezen gehad.’

‘Sinds wanneer maak jij je druk om het welzijn van BN’ers?’ Haar reputatie is bekend. En ook zijn foto’s laten enkele verdachte handelingen zien.

‘Femke is mijn vriendin. Ze is belangrijk voor me.’ Met haar houterige pas hobbelt ze weg. Haar wufte parfum wervelt nog even langs zijn neus alsof ze hem wil lokken. Pas als ook die geur langzaam vervaagt, wendt hij zich naar Femke die nog voor het café staat. Nu moet hij toeslaan.

Hij stapt uit de schaduw, duwt zijn zonnebril omhoog en loopt op haar af. Ze heeft hem direct in de gaten. Haar bruine ogen worden bijna zwart en kijken hem misprijzend aan.

‘Zo, weer op oorlogspad?’ Zelfs haar sopraanstem verdwijnt in het altregister.

‘Dag Femke. Ik zou je graag willen spreken. Mag ik je een drankje aanbieden?’

Hij ziet dat ze wil weigeren.

‘We kunnen lekker buiten zitten?’ zegt hij snel, en hij wijst op de terrasstoelen die met fleurige kussens bedekt zijn. ‘Ik heb geen camera bij me, dus daar hoef je niet bang voor te zijn.’

Er is twijfel op haar gezicht.

‘Goed,’ zegt ze dan, ‘ik hoop dat ik je dan voor eens en altijd duidelijk kan maken dat je me beter met rust kan laten.’

==

Met de zon achter zijn bruine krullen lijkt er een aureool om zijn hoofd te liggen. De heilige Judas himself denkt ze schamper en zodra ze zitten gaat Femke in de aanval. ‘Je bent aan het graven in mijn leven en daar ben ik niet van gediend. Nog één zo’n foto en je hebt een rechtszaak aan je broek. Je bent mijn tuin binnengedrongen. Dat is insluiping. Ik heb mijn contacten.’ Ze weet dat ze bluft, maar het voelt goed.

‘Contacten? Daar wil ik het net met je over hebben. Jij denkt dat jouw contacten veilig zijn, maar er lopen figuren in jouw omgeving rond die tientallen malen erger zijn dan dit simpele fotograafje.’

‘Wat bedoel je?’

‘Misschien kun je even het geduld opbrengen om te luisteren. Heb ik me eigenlijk al voorgesteld? Damien Dyle, aangenaam,’ zegt hij vriendelijk.

Ze negeert zijn uitgestoken hand. ‘Mijn naam weet je al.’

Waarom doet hij nu zo aardig? Ze weet dat hij elk woord kan verdraaien in de richting die hij wil.

Oordeel niet te vroeg. Het is of ze de stem van haar moeder hoort. Die heeft haar dat altijd voorgehouden: niet oordelen tot je recht van spreken hebt. Waarom duikt haar moeder nu opeens op met haar wijze lessen? Ze tast naar het kettinkje op haar borst.

‘Ik heb het idee dat je met verkeerde mensen in aanraking bent gekomen.’

‘Waarom denk je dat? Heb je me weer gestalkt?’

De woorden blijven hangen.

‘Femke, ik wil je helpen.’

‘Van de spotlights in de goot zeker. Daar heb ik jouw hulp helemaal niet bij nodig.’

Hij schiet in de lach. ‘Nee, dat kun je zeker zelf wel.’

Het cynisme doet zeer. De ober zorgt voor een welkome onderbreking. Ze bestelt een witte wijn.

‘Ik bedoel het goed met je, Femke. Ik wil je echt helpen, maar dan zul je me moeten vertrouwen.’

Vertrouwen? Een paparazzo? Ze knijpt haar lippen op elkaar en wacht tot hij verdergaat.

‘Niet iedereen die aardig tegen je doet meent het goed met je. Zo zit de showbizz nu eenmaal in elkaar.’

‘Ik weet niet wie je bedoelt?’

‘Bijvoorbeeld die buurman van je. Hij draait om je heen als een krolse kat. Een verdacht individu.’

Wat een belachelijke insinuatie. Ron steunt haar in deze moeilijke tijd. Die is toch te vertrouwen?

‘Ron helpt me juist fantastisch. Misschien moet je niet zo snel oordelen over in jouw ogen vreemde mensen.’ Ze perst de woorden met moeite naar buiten. Haar moeders advies.

Op dat moment wordt hun drinken gebracht. Ze gebruikt het moment om de fotograaf nauwkeurig op te nemen. Hij screent continu de omgeving. Zijn ogen als altijd op zoek. Maar als hij doorkrijgt dat ze hem observeert glijdt er een glimlach over zijn gezicht. Een uitstraling waarin ze geen kwaad kan ontdekken.

Het is haar niet eerder opgevallen dat hij volle wenkbrauwen heeft die aan het uiteinde iets krullen. Door zijn toegeknepen ogen vallen de kraaienpootjes eronder duidelijk op. In de zon hebben zijn ogen een intens groene kleur. Mooi. Ergens kriebelt verwarring. Haastig pakt ze haar glas en neemt een slok. De witte wijn is zoet en heerlijk koel.

‘Mag ik je iets vragen, Femke?’ Hij wacht haar antwoord niet af. ‘Zaten je man en jij in de problemen?’

De vraag brengt haar volledig uit haar evenwicht. De warmte golft naar haar wangen.

‘Ik wist wel dat ik het goed had.’ Het klinkt triomfantelijk. Maar als ze na een paar seconden opkijkt, ziet ze slechts medeleven. ‘Foto’s leggen veel vast. Ik heb alle beelden grondig bestudeerd en er is maar één conclusie mogelijk: jouw man was die avond niet op zijn gemak. Het is toch niet normaal dat hij zo vroeg vertrekt, terwijl het een belangrijke avond voor zijn vrouw is? En dan de angst in zijn ogen. Het duidt allemaal op iets geheimzinnigs, alsof jullie onder grote druk stonden.’

Femke probeert te slikken. Ze zoekt naar woorden om zijn observaties onderuit te halen. Maar ze vindt alleen maar een complete chaos in haar hoofd. Hij heeft zo gelijk, maar ze bijt eerder haar tong af dan dit toe te geven. Ook al lijkt hij het nu goed met haar te menen, ze durft hem niet te vertrouwen. Haar glas wijn is het enige houvast dat ze kan vinden en ze drinkt met gulzige slokken.

‘Ik begrijp niet waarom je denkt dat wij een probleem hadden,’ zegt ze uiteindelijk.

‘Zie het niet als een veroordeling. Ik heb het idee dat je gevaar loopt,’ zegt hij zacht. ‘Je bevindt je in een wespennest. En wespen kunnen gemeen steken. Wees voorzichtig, Femke. Er zijn mensen die je onderuit willen halen.’ Er klinkt een bezorgdheid in zijn stem die haar doet denken aan Björn. Een angst voor haar welzijn. Het verwart haar meer dan ze wil. Is dit dezelfde fotograaf die eerder alleen maar uit was op een sensatiefoto?

‘Ik moet je ook waarschuwen voor Shaundra. Dat mens is een typisch geval van een journalistieke slachter. Steeds kien op een smakelijke onthulling. Laat je niet voor haar karretje spannen,’ vervolgt hij.

‘Shaundra zorgt voor goede exposure in de bladen.’

‘Dat kan ook verkeerd uitpakken.’

‘Hoezo? Ze helpt me juist aan leuke reclameopdrachten.’

‘Leuke opdrachten.’ Het cynisme druipt eraf.

‘Ja, ik kan zo mooi wat extra geld verdienen.’

‘Heb je dan geldproblemen?’

‘Nou ja, ik…’

‘Hoe komt dat? Zijn er mensen die op je geld uit zijn? Je producent betaalt je toch genoeg? Of is er iets anders aan de hand?’

‘Ik…’ Het zweet breekt haar uit. Probeert hij haar er dan toch in te luizen met zijn mooie praatjes? Ze ziet de koppen al voor zich: Musicalster in geldproblemen.

‘Als je echt geld nodig hebt, kan ik je wel wat lenen.’

‘Ik heb jouw geld niet nodig.’ Het komt er bitser uit dan ze wil.

‘Als ik je daarmee kan helpen? Dat is beter dan in zee gaan met iemand als Shaundra.’ Hij legt zijn hand op haar arm.

Het stomme is dat het nog gemeend klinkt ook.

‘Je maakt me bang met je verdachtmakingen.’

‘Femke, ik wil je alleen maar waarschuwen. En wat betreft Shaundra…’

Femke trekt haar arm weg. ‘Bedankt voor je advies, maar ik zorg heus wel goed voor mezelf. Ik vertrouw niemand.’

Haar woorden blijven tussen hen in hangen.

‘Je vertrouwt inderdaad niemand. Dat zie ik.’ Hij kijkt haar zo doordringend aan dat ze begint te geloven dat hij precies kan lezen wat er in haar omgaat. ‘Maar soms moet je wel iemand vertrouwen om je staande te houden in deze wereld.’

==

Als ze naar huis rijdt, heeft haar compacte wagentje het zwaar te verduren. Ze moet haar frustratie kwijt. De fotograaf is doorgedrongen in haar hoofd en wil er niet meer uit. Zijn naam klinkt duivels en zijn groene ogen lijken haar door haar achteruitkijkspiegel nog steeds op te nemen. Zijn blik geeft hem iets wilds en ontembaars. Aantrekkelijk bijna, moet ze tot haar schrik bekennen. Zo totaal het tegenovergestelde van de lieve maar soms wat saaie Björn.

Alles in hun leven liep volgens een vastgesteld plan. Een rechter die zich strikt aan de regels hield. Rustig, dat wel. Ze wist exact waar ze aan toe was. Maar de irritatie lag steeds weer op de loer. Ze houdt ervan om af en toe lekker uit de band te springen. Maar dat was niets voor Björn.

Damien lijkt anders. Als een geiser waarvan je nooit weet wanneer hij tot ontlading komt. Hij is spannend en op een onverklaarbare manier aantrekkelijk. Maar ze kan die gedachte niet uitstaan. Juist híj kan gevaarlijk voor haar zijn. Ze moet hem uit haar leven weren om niet nog meer problemen te krijgen.

Femke drukt uit pure frustratie haar gaspedaal nog dieper in. De zon is intussen weggedoken achter een dik wolkendek en de regen klettert gestaag op haar voorruit. Ruitenwissers zwiepen heen en weer. Had ze maar wissers in haar hoofd om de spoken te verjagen. Waarom is ze bezig die lenzengluurder te vergelijken met Björn? Ze wil helemaal niemand anders. Ze wil Björn. En ze wil hun kindje. Maar hoe komt ze aan achtduizend euro binnen vierentwintig uur? Dat is onmogelijk, zeker nu ook Shaundra haar niet kan helpen. Ze zal iets anders moeten bedenken. Kon ze maar uitzoeken waar haar draagmoeder is? Die is de verbindende schakel met haar kind.

Op dat moment laat ze het gas los. Ze beseft opeens wat ze moet doen. Het kantoortje van de organisatie. Daar moet meer informatie over haar draagmoeder te vinden zijn. Daar moet ze dus heen, alleen dan ’s nachts. Ze zal moeten inbreken.

28

Het centrum van Delft ligt er verlaten bij. Femke is blij met de aanwezigheid van Ron; er hangt een onheilspellende sfeer in het nachtelijke centrum. Of is dat haar angst voor wat ze gaan doen? Gelukkig zijn ze slechts een paar studenten tegengekomen, te hard pratend op weg naar een kroeg.

‘Wat zij kunnen, kunnen wij toch ook?’ Femke kijkt naar Ron die zich voor deze gelegenheid volledig in het zwart gehuld heeft.

‘Inbreken is een vak. Die onderzoekers vinden tegenwoordig al sporen als je alleen maar een keer in de buurt geniest hebt,’ bromt hij. Het was niet makkelijk om hem over te halen om met haar mee te gaan. Sindsdien is hij in zichzelf gekeerd en geeft slechts korte antwoorden.

‘We zijn er bijna.’ Femke probeert haar nervositeit niet te laten horen.

‘Welk nummer is het?’

Ze kijkt naar de oude gevelhuizen. ‘Daar, bij die deur met de koperen klopper.’

Haar hart bonkt in haar keel. Het is niets voor haar om in het donker op stap te gaan. Ze is een overzichtsmens. Iemand die graag alles in de gaten houdt en dat kan nu niet. Toch volgt ze dapper.

‘Hier, hou vast.’

Ze krijgt een rugzak in haar handen geduwd. Ron heeft een dikke schroevendraaier in zijn handen die hij tussen de deur en de post zet.

‘Voorzichtig.’

‘Wat? Komt er iemand aan?’ Ron trekt de schroevendraaier weg en duikt achter de struik. Femke schrikt zich een ongeluk en laat zich snel door haar knieën zakken.

‘Zag je iemand aankomen?’ fluistert Ron.

Ze schudt haar hoofd.

Een brommig antwoord drijft in haar richting terwijl Ron weer aan de slag gaat. Hij wrikt heen en weer en het lijkt uren te duren voor het oude slot eindelijk meegeeft.

Ze volgt Ron naar binnen en sluit de deur zo goed mogelijk achter zich.

‘Wat een vieze bedoening is het hier.’ Ron veegt met zijn schoenen wat losse papieren bij elkaar. ‘Een bezem is geen overbodige luxe.’

Femke kijkt in de donkere hal rond. In de hoek staat een oude damesfiets met een lekke band. Aan de muur een reeks kapstokhaken. Leeg. Alleen op de plank erboven ligt een vergeten shawl. Er zijn twee deuren die netjes in de verf zitten. Ron staat al in een van de kamers.

‘Ze hebben hun boeltje gepakt.’

Femke kijkt Ron aan. ‘Denk je dat ze alles meegenomen hebben?’

‘Ze zijn niet gek. Het is een illegale onderneming en die gaan heus niet zitten wachten tot ze opgerold worden.’

‘Maar daar is toch helemaal geen reden toe?’

‘Je hebt toch de media op hun spoor gezet?’ Hij klinkt ongeduldig.

‘Maar dat heb ik helemaal niet gedaan.’

‘Er heeft een foto van hun voordeur in een roddelblad gestaan. Daarna ramt de bekende actrice zelf ook nog even op de deur. En als toegift heeft ze ook nog contact met een journaliste en een fotograaf. Op zich niet zo vreemd dat ze de boel hier opgedoekt hebben.’ Ron is duidelijk gepikeerd. Hij loopt de andere kamer in. Femke volgt hem op de voet. In het vage licht dat door een zijraam naar binnenvalt ziet ze een leeg bureau staan waarvan de laden half opengetrokken zijn. Ron veegt met zijn hand het stof weg en trekt een paar laden verder open. ‘Helemaal niets. We zijn te laat.’

Femke voelt de wanhoop groeien. Hoe kan ze nu nog aan meer informatie komen?

‘Ik zal nog even in de eerste kamer rondkijken. Misschien kun jij vast naar achteren lopen? Je weet maar nooit of ze iets vergeten zijn.’ Ron loopt weg en de stilte omringt haar.

Femke kijkt nog een keer in de kamer rond. Alles is helemaal leeg. Het zijn professionals, die laten geen belangrijke papieren achter.

Ze loopt door de gang naar achteren. Daar is het pas echt donker en de muffe geur doet denken aan een oud pakhuis. Haar stappen kaatsen hol tegen de kale muren. Ze komt in een klein keukentje en knipt het licht aan. Op het granieten aanrecht staan een paar mokken, waarin schimmels een goede voedingsbodem hebben gevonden. De stank van een droge afvoer prikkelt haar neus. Inspectie van de kastjes leert dat de inventaris samen met de gebruikers van het pand verdwenen is. Geen enkel aanknopingspunt. Opeens is daar het verlangen naar Björn die haar bij dit soort problemen altijd hielp. Hij wist steeds een ingang te vinden om elke moeilijkheid aan te pakken. Nu is ze op zichzelf teruggeworpen. Ze moet doorzetten en nadenken hoe ze zelf verder kan vechten. En vooral niet opgeven.

Ze loopt naar de achterdeur waar de luxaflex, die ooit geel was, het licht binnenhoudt. Ze duwt met haar vingers een lamel naar beneden en staart in het duister. Het licht van de stad dringt minimaal door en zorgt voor vage schaduwen die het onkruid meer betekenis geven dan ze ooit overdag zullen verdienen. Met een roestige sleutel draait ze de achterdeur van het slot. Het kost enige moeite, maar al gauw stapt ze de achtertuin in. De avondlucht is kil. Ze rilt. Een dreunende bas trekt haar aandacht, en ze tuurt naar een verlicht zolderraam.

‘Niets te vinden,’ hoort ze opeens vanuit het huis. Ze schrikt en kijkt achterom. Ron staat in de deuropening.

Femke zucht. Dat is het dan. Maar als ze wil teruglopen, ziet ze iets staan. Ze stopt abrupt. ‘Kijk, daar! Misschien hebben we daar wat aan.’ Femke wijst Ron op de grijze bron van informatie in de schaduw van een scheefgezakte struik.

‘Ja, ze moeten die zooi nog wel opruimen,’ geeft Ron aan. Hij draait zich om en gaat de keuken binnen.

‘Wacht, Ron. Wij kunnen de vuilniszak toch meenemen?’ Femke grijpt de zak en trekt hem in het licht. Talloze druppels rollen van de zak af.

‘Kom, Femke, we gaan naar huis. We hadden afgesproken dat we niet te lang binnen zouden blijven. Ik wil hier weg, bovendien moet ik morgen weer vroeg op.’

Femke zeult de zak de keuken in. Ron is al verdwenen. Ze knipt het licht uit, laat haar ogen even wennen aan het donker en loopt dan met haar hand tastend langs de muur naar voren. De zak is zwaar en klapt bij elke stap tegen haar benen.

‘Ron, een vuilniszak is toch juist hartstikke waardevol?’

‘Laat toch staan, die troep.’

‘Nee, ik neem hem mee naar huis. Wie weet wat er allemaal in zit. Het is het enige dat ze achtergelaten hebben.’ Ze wil standvastig klinken, maar een trilling in haar stem verraadt haar gespannen zenuwen.

‘Als een zwerver in andermans vuil wroeten? Het is maar waar je zin in hebt.’ Ron haalt zijn schouders op.

Ze staan nu naast elkaar in het halletje. ‘Het kan toch zijn dat…’ begint ze.

‘Als ze alles zo secuur leeggehaald hebben, zullen ze heus niet zo stom zijn om die zak over het hoofd te zien. Bovendien ziet hij eruit alsof hij er al een tijdje staat.’ Hij wijst op de vogelpoep die tussen haar vingers door welt.

‘Het is het enige wat we hebben.’

Ron reageert niet, maar gluurt voorzichtig langs de voordeur. Net als hij de deur verder openduwt gaat de telefoon over. Femke schrikt zich een ongeluk en voelt de adrenaline als een elektrische schok door haar lijf schieten.

‘De telefoon,’ stoot ze ademloos uit.

Snel sluit Ron de deur. Het alarmerende geluid kaatst schril door de gang.

‘We moeten hem oppakken. Luisteren wie aan de lijn is.’ Ron duwt haar opzij waardoor ze half op de vuilniszak terecht komt. Het vocht dringt door haar kleren en een scherp voorwerp snijdt in haar bovenbeen. Ze laat zich opzij vallen en rolt van de zak af.

‘Verdomme, kun je niet uitkijken,’ bromt ze kribbig, terwijl ze met haar hand over haar been wrijft. Wie weet wat voor vuile zooi er in die zak zit. Op slag heeft ze spijt dat ze hem meegenomen heeft.

Het gerinkel stopt. De stilte hangt zwaar in de gang en ze probeert te verstaan wat Ron zegt. Geen enkel geluid dringt door. Verkrampt blijft ze zitten.

Ron duikt weer op. Zijn gezicht zonder uitdrukking.

‘En?’

‘Niemand.’

‘Heb je hem niet opgenomen?’

‘We gaan. Ik heb er genoeg van. Laten we maken dat we wegkomen.’

‘Heb je die telefoon nou opgenomen?’ vraagt Femke opnieuw. ‘Dan weten ze toch dat er iemand binnen is?’

‘Nu de slimme meid uithangen? Neem jij dat huisvuil nou maar mee, dan kunnen we weg.’ Ron is duidelijk geïrriteerd en trekt de deur open.

‘Kijk uit, moet je niet eerst…’ Het is te laat. Femke ziet twee jonge knullen, die net het pand passeren, hun kant opkijken. Het is alsof ze door een bewakingscamera geregistreerd worden. Er zit niets anders op dan zich zo onopvallend mogelijk te gedragen. Ze grijpt de vuilniszak en stapt achter Ron aan de deur uit, alsof het hun huis is. Ze trekt de deur achter zich dicht en neemt de paar treden naar beneden. Ze speelt haar rol met verve en doet alsof ze samen hebben opgeruimd en de laatste rotzooi willen wegwerken. Ze grijpt Rons arm en haakt gezellig in. De studenten lopen door, weer verdiept in hun eigen conversatie.

‘Gewoon doorlopen,’ sist Femke tegen Ron, als hij haar geïrriteerd weg wil duwen.